donderdag 28 maart 2013

De tijd: voorbij maar niet verloren



Aan het voortgaan of liever gezegd het voortsnellen van de tijd kan ik maar niet wennen. Nu ben ik sinds een maand alweer ex-Translator in Residence. Ik kon me nog even vastklampen aan de taak een verslagje daarover te schrijven maar dat is nu klaar, zie hieronder. Wat was het prettig en inspirerend om in Utrecht en Antwerpen les te mogen geven. Natuurlijk wilde ik veel te veel behandelen, en natuurlijk bekroop me ook een gevoel van beklemming: zullen al deze studenten na hun afstuderen vertaalwerk vinden, in een vertaallandschap waarin ontlezing en piraterij oprukken, waarin de wind van de crisis steeds straffer gaat waaien?

Wat me voor eigen overdenking vooral zal bijblijven, dat zijn de recensies die de studenten inleverden over hervertalingen. Voor recensenten is een hervertaling de gelegenheid bij uitstek om iets over de kwaliteit van een vertaling op te merken. En  zo passeerden tweevoudige vertalingen van Thomas Mann, Tacitus, James Joyce en

Günter Grass de revue, inclusief alle verstandige, enthousiaste, onnozele en parmantige opmerkingen die recensenten zich daarover meenden te kunnen permitteren.


En dit is dus mijn TIR-verslag: 

Terugkijkend



Op 21 november 2012 gaf ik mijn eerste college als Translator in Residence aan de Universiteit van Utrecht. En mijn laatste college in die kwaliteit was op 27 februari in Antwerpen, voor studenten van de Lessius Hogeschool. Het was allemaal voorbij voordat ik het wist. Vier maal Utrecht, twee maal Antwerpen: tamelijk kort om je toehoorders echt te leren kennen en zicht te krijgen op hun niveau, en zeker te lang voor het keer op keer afdraaien van een monoloog. Het werd dus een middenweg, voortdurend beschenen door powerpointplaatjes.

        

donderdag 21 maart 2013

In memoriam Koos de Valk



Ik kreeg een kaart met een bedankje voor het medeleven. Hij stierf kort voor Kerstmis. De foto die de dankbetuiging vergezelde bracht hem ineens zo dichtbij: Koos de Valk, prof. dr. J.M.M., hoogleraar sociologie en sociale filosofie. Ik leerde hem kennen als lid van de begeleidingscommissie die mij adviseerde bij de vertaling van De l’esprit des lois van Montesquieu, in 2006 verschenen onder de titel Over de geest van de wetten. Anderhalf jaar lang ging ik iedere maand met notebook en aantekeningen naar uitgeverij Boom, om met de begeleidingscommissie te spreken over interpretatieproblemen. Naast Koos de Valk bestond die commissie uit René Foqué, Willem Witteveen en voorzitter Wouter van Gils. Het waren zulke mooie gesprekken, ik denk er met heimwee en vooral met grote dankbaarheid aan terug. Iedereen zat daar met zijn eigen, niet geringe deskundigheid, maar niemand probeerde zich als autoriteit te poneren, en de beslissing bleef altijd aan de vertaalster. Nu en dan gingen we na afloop ergens eten en dan werd het gesprek wat luchtiger. Ze waren er tot mijn vreugde ook allemaal bij toen de vertaling ten doop werd gehouden op het Binnenhof.

Nadien bleef Koos de Valk met me corresponderen. Hij stuurde vaak knipsels uit Franse en Amerikaanse kranten over onderwerpen die me naar hij dacht wel zouden interesseren. In zijn perfecte handschrift schreef hij er een brief bij, over hoe het ging met hem en met zijn familie. Afgelopen december is die correspondentie abrupt en voorgoed afgebroken. Koos, je blijft in mijn herinnering, met je nauwgezette toewijding en vooral met je warme menselijkheid.   

zondag 17 maart 2013

Poulenc in Hoorn




Wat hebben ze in Hoorn een aantrekkelijke schouwburg. Knus en comfortabel, maar met een weids uitzicht: vanuit de foyer kun je tot in de verte het Markermeer zien golven, als je tenminste naar een zondagochtendconcert gaat.  Ik was toevallig in de buurt en bezocht er een voorstelling over Francis Poulenc. Philip Freriks praatte de muziek aan elkaar in een knappe afwisseling van anekdotes en globale typeringen. Valérie Guillorit zong met de nerveuze elegantie waar het Franse lied om vraagt, en pianist Marcel Worms zorgde voor een sprankelende begeleiding.
Ik wist niet dat Poulenc ooit een hit had gescoord. Dat bleek het geval te zijn geweest met `Les chemins de l’amour’, kort na WO2 op de plaat gezet door Yvonne Printemps. Een lekkere driekwartsmaat maar wel een weemoedige tekst. Er was trouwens veel weemoed in het programma: de lege kano’s bij La Grenouillère, de onaantrekkelijk geworden Rue St.Martin, waar André Platard in 1942 door de Duitsers werd weggevoerd, het heimwee naar een liefde die is verdwenen.
Eigenlijk kwam ik naar die voorstelling vanwege Louise de Vilmorin. Poulenc heeft een aantal van haar gedichten op muziek gezet en Louise dwaalt al een tijd door onze atelierbijeenkomsten. We hebben haar grillen leren waarderen en we berusten in haar veeleisendheid. Haar teksten zijn op het eerste gezicht wat chaotisch, maar ze blijken onberispelijk te zijn gestructureerd. Diep in wat ze schrijft liggen twijfels en wanhoop  verborgen, afgedekt met kleurige fantasieën.
Valérie Guillorit zong van haar onder andere de tekst `Le garςon de Liège’. De dichteres vindt die jongen uit Luik wel leuk. Misschien kan hij haar verveling verdrijven maar ja, hij komt uit `Liège Léger, léger comme le vent, qui ne se prend à aucun piège’. Daar zit dus waarschijnlijk niet veel toekomst in, maar het klonk mooi.

zaterdag 9 maart 2013

De Vertaalslag

Afgelopen dinsdag 5 maart was weer de jaarlijkse Vertaalslag in de Balie. Een lange zit die van mij nog wel langer had mogen duren, zo afwisselend waren de onderwerpen: de modernisering van Multatuli; hoe muziek en ritme aan te brengen in een prozavertaling; Shakespeare voor junioren; een stripverhaal over de laatste levensjaren van Vincent van Gogh; Annie M.G. Schmidt in het Engels. Elk van de vijf sprekers hield een spannend verhaal en werd daarna kort en doeltreffend bevraagd door Jasper Henderson.
Toen was het tijd voor de uitreiking van de Vertaalengel en de Vertaalduivel, de jaarlijkse wisseltrofeeën. Geert Joris kwam namens de Taalunie het duiveltje halen en stelde het publiek in een elegante speech meteen gerust: de spelling blijft voorlopig ongewijzigd. Ikzelf mocht namens mijn broer Kees Holierhoek de Vertaalengel in ontvangst nemen. Kees was een van de oprichters van de Stichting Lira en is nog steeds voorzitter van het Lirabestuur. Die stichting heeft onder meer voor vertalers veel goed werk gedaan: leenvergoeding, rechtsbijstand, subsidies... De toekenning van de Vertaalengel was daarmee ook een eerbetoon aan de Stichting Lira in het algemeen.
Die vijfde maart was haar voorzitter net geopereerd en lag hij nog in het Leiderdorpse ziekenhuis. Hij zou op dat moment geen oog hebben gehad voor de -- overigens niet door iedereen onderschreven -- schoonheid van de Vertaalengel, die een jaar lang met haar royale afmetingen een hoek van zijn huiskamer zal vullen. 
In het slot van het dankwoord dat ik namens mijn broer uitsprak, klonk gelukkig nog steeds zijn welbekende ironie door: `Kortom, hoe ongelukkig ik ook op 10 februari terechtgekomen moge zijn, het is altijd nog met trots dat ik zelfs in mijn val kon denken: wat een geluk dat ik af en toe iets moois voor al die praktisch denkende vertalers heb kunnen doen. Zulke gedachten bevorderen de genezing nog vóór het onheil is geschied.' 



zondag 3 maart 2013

Zichtbaar gelukkig




In april gaat de nieuwe vertalersgeluktournee weer van start. Nicolette Hoekmeijer en Andrea Kluitmann hebben een kunstig schema in elkaar  gezet, waarin ze de belangstelling van boekhandels behendig hebben gecombineerd met de beschikbaarheid van vertalers van wie een boek op de longlist voor de Europese Literatuurprijs staat (http://www.nrc.nl/boeken/2013/01/29/amis-baricco-en-jenni-op-longlist-europese-literatuurprijs-2013/). Van Mechelen tot Haarlem en van Amsterdam tot Gent: in tal van boekhandels zullen vertalers komen praten over hun vak, vooral over het geluk dat het hun brengt, en dit dan bij voorkeur gekoppeld aan het door hen vertaalde boek van de longlist.

Het volledige schema van de tournee staat binnenkort op de site van het Nederlands Letteren Fonds. Henriëtte Gorthuis en ik gaan op 13 en 15 mei vertellen over hoe het was om samen In tijden van oorlog van Alexis Jenni te vertalen, over inhoud en stijl van die roman, over het contact met de auteur en nog andere zaken. Dat gaat gebeuren in respectievelijk Heemstede en Utrecht. Op 25 april neem ik eerst nog even solo de honneurs waar, en dat zal zijn in Bussum. Zo kom je als vertaalster nog eens ergens! 

De zichtbaarheid van de vertaler. Het was ook het thema van de Vertaaldagen in december 2012. Toen ging het vooral om wat ik de externe zichtbaarheid zou willen noemen: naamsvermelding, erkenning van de inbreng en de deskundigheid van een vertaler. Maar er is ook een interne zichtbaarheid.  Tijdens mijn laatste les als Translator in Residence, afgelopen woensdag in Antwerpen, hadden we daar een interessante discussie over. De kwestie werd aangezwengeld door Henri Bloemen. Ik had de studenten gevraagd recensies over vertalingen op te zoeken. Aandacht voor de stijl van een vertaling blijkt er van de kant van de recensenten vooral te zijn wanneer twee verschillende vertalingen van een en dezelfde klassieker naast elkaar kunnen worden gelegd. We bogen ons daar in Antwerpen dus over het krantencommentaar op de brutale en duidelijk zichtbare tegenover de meer ingetogen en minder zichtbare vertalers: Pé Hawinkels versus Hans Driessen (De toverberg), Bindervoet en Henkes versus Claes en Nys (Ulixes respectievelijk Ulysses). Zijn het twee stromingen naast elkaar, is het een golfbeweging, zijn het individuele zijpaden? Ik ben er voorlopig nog niet over uitgedacht.

Tot slot een citaat over de onzichtbaarheid van vertalers, ontleend aan een toespraak van Rien Verhoef. Hij sprak die woorden een paar weken geleden, toen hij van de Universiteit van Leiden een eredoctoraat kreeg `omdat hij Engelstalige wereldliteratuur op een constant hoog niveau en op prachtige en inventieve wijze toegankelijk maakt in het Nederlands’.

Het is min of meer een citaat in een citaat, want Rien begon zijn dankwoord met uitspraken van twee vertaalsters over onzichtbaarheid. Alsof hijzelf nog even onzichtbaar wilde blijven. In de rest van zijn betoog trad hij geleidelijk meer naar voren, maar in de tweede alinea van zijn speech verwoordde hij zijn onzichtbaarheidsideaal:

 Onzichtbaarheid in deze zin is dan ook mijn vertalersideaal en een plechtigheid als vandaag en de eer die mij hier te beurt valt, staan hiermee in schril contrast. Of zoals Froukje Slofstra het verwoordde in haar dankwoord bij de uitreiking van de Aleida Schot-prijs in 2009: ‘Een goede vertaler is geen virtuoos op zoek naar “leuke vondsten”, maar iemand die bescheiden genoeg is om zijn eigen toon te laten varen in een poging die van iemand anders zo dicht mogelijk te benaderen. Als vertaler voor een publiek gaan staan, klopt naar mijn gevoel dus niet helemaal.’     

         Misschien klopt het juist wél: je als vertaler onzichtbaar maken in je werk verdient misschien openbare huldeblijken. En misschien ook zal het je als vertaler nooit lukken je in je werk helemaal onzichtbaar te maken. Eigenlijk weet ik dat laatste wel zeker.
         De volledige tekst van het dankwoord van Rien Verhoef staat op http://media.leidenuniv.nl/legacy/dankwoord-eredoctoraat-rien-verhoef.pdf. Lezen!