(Nummer 1) Wadend door tijd en taboes
Ik hervertaal op dit moment `Peau
noire masques blancs', een essay geschreven door Frantz Fanon. Het onderwerp
is nog steeds actueel: de positie van zwarte mensen in de wereld. In 1971
verscheen de eerste vertaling: `Zwarte huid blanke maskers'. De titel van
de nieuwe vertaling wordt `Zwarte huid witte maskers'. De verandering van
`blank’ in `wit’ illustreert de ontwikkeling die zich sindsdien heeft
voorgedaan. Een hervertaling nodigt uit tot het opfrissen van het vocabulaire,
het transparanter maken van de zinsconstructies, maar wat te doen met woorden
als blanc en nègre? Het boek zelf is immers geschreven in een
andere tijd, toen het N-woord kennelijk minder beladen klonk. In de oude
vertaling wordt nègre systematisch als neger vertaald, maar wordt
ook noir afwisselend vertaald met zwarte of met neger. De
moderne gevoeligheid voor het N-woord ontbrak hier in 1971 kennelijk nog
volledig. Moet ik de tekst nu zo radicaal uit de periode van verschijning
(1952) trekken dat neger er helemaal niet meer in voorkomt? Moet ik me
als vertaalster anders opstellen dan hedendaagse zwarte auteurs die nog steeds
de terrm nègre hanteren (Achille Mbembe, Critique de la raison nègre,
Margo Jefferson, Negroland)? Ik kies voor een tussenoplossing, een
andere dosering: ik vertaal nègre nu eens als neger en dan weer
als zwarte, blanc nu eens als blank, dan weer als wit.
En ik schrijf een kort nawoord, om mijn keuze toe te lichten, een nawoord
waarin ik ook een ander tijdverschijnsel wil gaan belichten: het mannelijke als
de norm, in Fanons taalgebruik en waarschijnlijk ook in zijn denken.
(Nummer 2) Filosofisch
schelden
Ik vertaal
tegenwoordig vooral non-fictie. Filosofische termen probeer ik zo veel mogelijk
conform de traditie te reproduceren, anders verliezen de lezers hun houvast. In
`Peau noire masques blancs' (1952) van Frantz Fanon, een essay waarvan ik
de hervertaling nu bijna heb voltooid, stuit ik op de term salaud: `Le
Juif tombe sous le coup du ``salaud’’.’ In niet-filosofisch Frans is salaud
een scheldwoord: schoft, schurk, pokkenvent. Maar in deze zin staat het woord
tussen aanhalingstekens, en kort voor de verschijning van Fanons essay had
Jean-Paul Sartre het woord salaud de filosofie binnengetrokken. Voor
Sartre zijn de salauds degenen die terugdeinzen voor de vrijheid van het
bestaan. Angst en onzekerheid maken hun opvattingen onwrikbaar. Ze brengen hun
medemensen graag in hokjes onder, generaliseren en kritiseren er ongegeneerd op
los. Hoe salaud herkenbaar te vertalen, nu het existentialisme niet meer
zo actueel is? Ik kijk in Nederlandse teksten over Sartre, in Nederlandse
vertalingen van zijn werk, en ik vind van alles: schoft, hufter,
fatsoensrakker. In de oude vertaling van `Peau noire…', uit 1971, is het
geworden: `De Jood bezwijkt onder de slag van de ``smeerlap’’.’ Werd `smeerlap’
indertijd gemakkelijker dan nu geassocieerd met Sartre? Ik kies toch maar voor
wat misschien als de weg van de minste weerstand kan worden gezien, door het
Franse woord te laten staan, wel met een korte uitleg erbij: `De Jood wordt een gemakkelijke prooi van de salaud, het
woord dat Sartre in petto heeft voor verstarde mensen met kant-en-klare
opvattingen.’ Misschien een verkeerd streven naar toegankelijkheid? Ik
aarzel nog, zoals altijd. En ik troost me met de gedachte dat `tomber sous le
coup’ in ieder geval iets helderder is vertaald dan in de oude vertaling.