De vertaalster mocht ook iets zeggen. De tekst volgt hieronder:
Zware taal
Jean-Paul Sartre. Hij was het idool van mijn jonge jaren,
in combinatie met zijn levensgezellin Simone de Beauvoir. Het leek me prachtig,
zo’n leven van diep denken, van vernuftig debatteren met geestverwanten,
ingewikkelde filosofische teksten componeren en tussendoor een spannende roman
voor hen die de filosofie niet snapten, wonen in een hotel in Parijs, schrijven
in cafés, ’s nachts whisky drinken in rokerige kelders vol jazzmuziek, de vrije
liefde bedrijven en over dat alles dan weer opnieuw schrijven… Kortom, toen ik
eenmaal mijn gymnasiumdiploma had, besloot ik Frans te gaan studeren. Weliswaar
in Leiden, waar het heel wat rustiger was dan in Parijs, maar de sfeer van het
existentialisme zou ik ongetwijfeld samen met mijn medestudenten wel weten te
creëren en ik zou die sfeer meebeleven via de literatuur.
Dat laatste bleek echter een
beetje tegen te vallen. Indertijd werden aan de Leidse universiteit de
existentialisten niet literair genoeg geacht, dus er werd geen aandacht aan
besteed. Gelukkig werd ik snel afgeleid door de schoonheid van Racine,
Stendhal, Proust. Keus genoeg, maar het verlangen naar Sartre bleef. Na een
aantal jaren moest ik een bijvak kiezen, en dat werd dan ook filosofie. Echter,
op het Filosofisch Instituut vielen tot mijn naïeve verbazing de
existentialisten ook al buiten beeld. Eind jaren zestig was daar vooral
aandacht voor taalanalyse en logica. De blik was gericht op de Angelsaksische
filosofie. De existentialisten golden als te zweverig, ze werden samen met een
heleboel andere filosofen beschouwd als: te literair. Dus ik moest me geheel
alleen in `Les Mots’ en in `Le deuxième sexe’ blijven verdiepen.
Na deze
kleine teleurstelling die het begin van mijn studieuze leven markeerde, ben ik
extra dankbaar dat ik na vele jaren toch nog iets van Sartre heb mogen
vertalen. Vertalen is een heel intieme omgang met de tekst, met het denken van
een auteur dat zin voor zin, woord voor woord moet worden geïnterpreteerd, en
waar je als vertaalster nieuwe woorden aan mag geven.
Met
sommige woorden had ik wel wat moeite. Dat was `zware taal’, het motto dat ik aan
deze inleiding heb meegegeven.