In april gaat de nieuwe vertalersgeluktournee weer van start. Nicolette Hoekmeijer en Andrea Kluitmann hebben een kunstig schema in elkaar gezet, waarin ze de belangstelling van
boekhandels behendig hebben gecombineerd met de beschikbaarheid van vertalers
van wie een boek op de longlist voor de Europese Literatuurprijs staat (http://www.nrc.nl/boeken/2013/01/29/amis-baricco-en-jenni-op-longlist-europese-literatuurprijs-2013/).
Van Mechelen tot Haarlem en van Amsterdam tot Gent: in tal van boekhandels zullen
vertalers komen praten over hun vak, vooral over het geluk dat het hun brengt, en
dit dan bij voorkeur gekoppeld aan het door hen vertaalde boek van de longlist.
Het volledige schema van de tournee staat
binnenkort op de site van het Nederlands Letteren Fonds. Henriëtte Gorthuis en
ik gaan op 13 en 15 mei vertellen over hoe het was om samen In tijden van oorlog van Alexis Jenni te
vertalen, over inhoud en stijl van die roman, over het contact met de auteur
en nog andere zaken. Dat gaat gebeuren in respectievelijk Heemstede en Utrecht. Op 25 april neem ik eerst nog even solo de honneurs waar, en dat zal zijn in Bussum. Zo kom je als vertaalster nog eens ergens!
De zichtbaarheid van de vertaler. Het
was ook het thema van de Vertaaldagen in december 2012. Toen ging het vooral
om wat ik de externe zichtbaarheid zou willen noemen: naamsvermelding,
erkenning van de inbreng en de deskundigheid van een vertaler. Maar er is ook
een interne zichtbaarheid. Tijdens mijn
laatste les als Translator in Residence, afgelopen woensdag in Antwerpen,
hadden we daar een interessante discussie over. De kwestie werd aangezwengeld door
Henri Bloemen. Ik had de studenten gevraagd recensies over vertalingen op
te zoeken. Aandacht voor de stijl van een vertaling blijkt er van de kant van de recensenten vooral te zijn wanneer twee
verschillende vertalingen van een en dezelfde klassieker naast elkaar kunnen
worden gelegd. We bogen ons daar in Antwerpen dus over het krantencommentaar op de brutale en duidelijk zichtbare tegenover
de meer ingetogen en minder zichtbare vertalers: Pé Hawinkels versus Hans Driessen (De toverberg), Bindervoet en Henkes versus Claes en Nys (Ulixes respectievelijk Ulysses). Zijn het twee stromingen naast
elkaar, is het een golfbeweging, zijn het individuele zijpaden? Ik ben er voorlopig nog niet over uitgedacht.
Tot slot een citaat over de onzichtbaarheid van vertalers, ontleend aan een toespraak van Rien Verhoef. Hij sprak die woorden een paar
weken geleden, toen hij van de Universiteit van Leiden een eredoctoraat kreeg `omdat
hij Engelstalige wereldliteratuur op een constant hoog niveau en op prachtige
en inventieve wijze toegankelijk maakt in het Nederlands’.
Het is min of meer een citaat in een citaat, want Rien begon zijn dankwoord met uitspraken van twee vertaalsters over onzichtbaarheid. Alsof hijzelf nog even onzichtbaar wilde blijven. In de rest van
zijn betoog trad hij geleidelijk meer naar voren, maar in de tweede alinea van
zijn speech verwoordde hij zijn onzichtbaarheidsideaal:
Onzichtbaarheid in deze zin is dan ook mijn
vertalersideaal en een plechtigheid als vandaag en de eer die mij hier te beurt
valt, staan hiermee in schril contrast. Of zoals Froukje Slofstra het
verwoordde in haar dankwoord bij de uitreiking van de Aleida Schot-prijs in
2009: ‘Een goede vertaler is geen virtuoos op zoek naar “leuke vondsten”, maar
iemand die bescheiden genoeg is om zijn eigen toon te laten varen in een poging
die van iemand anders zo dicht mogelijk te benaderen. Als vertaler voor een
publiek gaan staan, klopt naar mijn gevoel dus niet helemaal.’
Misschien klopt het juist wél: je als vertaler onzichtbaar maken in je werk verdient misschien openbare huldeblijken. En misschien ook zal het je als vertaler nooit lukken je in je werk helemaal onzichtbaar te maken. Eigenlijk weet ik dat laatste wel zeker.
De volledige tekst van het
dankwoord van Rien Verhoef staat op http://media.leidenuniv.nl/legacy/dankwoord-eredoctoraat-rien-verhoef.pdf. Lezen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten