zondag 30 oktober 2011

Descartoise

Een week lang was ik niet alleen cartésienne maar ook descartoise, want een week lang verbleef ik in Descartes, het stadje in Touraine waar René Descartes in 1596 is geboren. Toen hij er ter wereld kwam heette het stadje Descartes nog La Haye. Pas veel later, toen de inwoners zich realiseerden dat ooit een genie in hun dorp het levenslicht had aanschouwd, is het Descartes gaan heten. De kleine René werd er gedoopt, zijn moeder ligt er begraven. Zij stierf toen René dertien maanden oud was. Het geboortehuis is ingericht als museum, waar het verhaal wordt verteld van zijn leven en zijn tijd en ook, heel vluchtig, van de filosofie door de eeuwen heen. Eens per maand geeft iemand er les, en zo zat ik ineens in een vertrek van bescheiden afmetingen samen met een vijftiental andere filosofieliefhebbers -- voornamelijk dames op leeftijd zoals ik -- te luisteren naar François Vezin, die Heidegger heeft vertaald en herhaaldelijk benadrukte dat hij heeft gestudeerd bij de filosoof Jean Beaufret. In dat huis vol geschiedenis vertelde Vezin ons over Socrates.Tevreden verlieten de dames het pand.

woensdag 12 oktober 2011

Duizend pagina's

De moeder van Elisabeth van de Palts (1618-1680) heette Elizabeth Stuart (1596-1662). Moeder en dochter konden niet goed met elkaar overweg. De dochter had van haar grootmoeder een strikt calvinistische opvoeding gekregen, ver van haar meer mondaine moeder, en ze snakte naar de rust die het haar mogelijk zou maken om te filosoferen. De moeder wilde de macht en het aanzien terug die zij en haar man zo smadelijk waren kwijtgeraakt. Een aantal jaren woonden  moeder en dochter onder één dak aan de Kneuterdijk in Den Haag, maar in 1646 werd de dochter door haar moeder min of meer verjaagd naar Brandenburg. Waarschijnlijk heeft Elisabeth haar moeder nooit meer gezien, maar daar werd in die tijd minder moeilijk over gedaan dan tegenwoordig.
            Jarenlang probeerde moeder Elizabeth Stuart te bewerkstelligen dat haar oudste zoon weer over de Palts zou gaan heersen. Daartoe schreef ze vele honderden brieven naar diplomaten, bondgenoten en machthebbers. Haar correspondentie uit de periode 1632-1642 is onlangs verschenen, bezorgd door Nadine Akkerman. Het is een boek van ruim 1000 pagina’s. Wat een werk moet het zijn geweest om al die brieven op te sporen, te ontcijferen en te annoteren! Ik keek natuurlijk meteen in de index om te zien of de moeder ook over de dochter had geschreven, maar de oogst beperkte zich tot een paar zeer beknopte vermeldingen, voornamelijk naar aanleiding van pogingen om Elisabeth aan de man te brengen. Dat lukte niet, de dochter werd uiteindelijk abdis van een protestants vrouwenklooster in Herford. Haar moeder bleef nog jaren in Den Haag en keerde tegen het eind van haar leven terug naar Engeland.  

zondag 9 oktober 2011

Een papieren monument


Er zijn ongetwijfeld niet heel veel exemplaren van gedrukt, want het boek zal vooral een beperkte doelgroep aanspreken: familie, vrienden, bekenden van de overledene en van de auteur, die ook de dochter is van de overledene. Het vertelt het verhaal van één enkele kunstenaar die niet echt beroemd was. Maar dat verhaal wordt zo goed verteld, met zo veel treffende details, dat er ook een tijdsbeeld ontstaat, waardoor het boek een bredere historische waarde krijgt. Veel sprak mij erin aan: het optimisme van de jonge kunstenaar die weldra geconfronteerd wordt met de praktische kanten van het leven. Hoe een gezin te onderhouden, hoe opdrachten te vinden? En dat in de jaren vijftig, toen de kunst al helemaal geen hoge prioriteit had. De noodzaak om geld te verdienen dreigt dan ook te gaan knagen aan de tijd die in het atelier kan worden doorgebracht, en aan de inspiratie.
            Frans Fritschy, beeldhouwer en docent beeldhouwen, overleed in 2010. Wantje Fritschy, zijn dochter, is historica. Ze is gewend onderzoek te doen en documenten te analyseren. Met dit boek heeft ze een prachtig papieren monument opgericht voor haar vader. Ze heeft geprobeerd te achterhalen wat hij aan beeldhouwwerken tot stand heeft gebracht, en dat was niet altijd even gemakkelijk, want sommige van die kunstwerken waren een onnavolgbare weg gegaan. Andere zijn nog voor iedereen te zien: Sint Christoffel in de Laurenskerk in Rotterdam, het Lam Gods in een plantsoen in Mijdrecht. Fascinerend is zijn `schaaksimultaanseance': twintig schakers, elk met hun individuele kenmerken, zitten tegenover een in plexiglas uitgevoerde grootmeester. (Zie de illustratie op de voorkant van het boek.)
           De auteur schrijft over de lastige omstandigheden waarin haar vader moest werken, het onverwarmde atelier, het moeizaam verwerven van opdrachten, over zijn financiële situatie die hem noopte te gaan lesgeven. Zijn creativiteit stagneerde, maar bloeide na zes jaar toch weer op, krachtiger en origineler dan ooit. Het wordt allemaal onsentimenteel beschreven, terughoudend en betrokken tegelijk.  
            Ik citeer uit het voorwoord: `Dit boek wil een hommage zijn aan alle kunstenaars die niet weten door te dringen tot de artistieke top, maar die blijven proberen het kunstenaarsideaal waar te maken om schoonheid onder de mensen te brengen.’