vrijdag 15 december 2017

gevecht, schijngevecht?


Wat hadden we een plezier, Nicolette Hoekmeijer en ik, toen we op 8 december op het podium van de Rode Hoed in debat gingen over het thema van de Vertaaldagen, kort en overdreven samengevat als empathie versus grammatica. Onze tegenstellingen scherpten we aan. Nicolette werd ineens een gevoelsvertaalster die zich per nieuw te vertalen boek heftig inleeft 
in de hoofdpersoon, de al dan niet barre omstandigheden die worden beschreven, de auteur, en die daartoe coffeeshops bezoekt, op straat telefoongesprekken afluistert, gaat kanoën met haar auteur. Ikzelf veranderde in een streng fossiel, een kamergeleerde die alleen maar let op grammatica, nauwelijks meer op straat komt en haar gevoel in een hoek zet. Aan het eind van ons debat -- we hadden onze bokshandschoenen inmiddels uitgetrokken -- kwamen we nader tot elkaar. Het was de opening van een interessante lezingenreeks, gelukkig met voldoende pauzes om contact te leggen met collega's. Want daar zijn de Vertaaldagen ook voor!  
Hieronder de tekst van onze voordracht, de plaatjes kreeg ik niet gekopieerd:



Nicolette
[Muziek: Eye of the Tiger]
Dit komt toch even anders op.
 Normaal gesproken zit ik rustig in mijn eentje achter mijn bureau te stoeien met een vertaling. Nu sta ik hier, voor een volle Rode Hoed, en bind ik de strijd aan met Jeanne – of all people. Geloof me, als er één moment is dat ik een ander ben, of moet zijn, dan is het nu. Deze muziek, en niet te vergeten deze handschoenen, helpen me om de Rocky in mezelf tot leven te wekken. Voor wie Rocky niet kent:
 
Daarmee is deze opkomst wat mij betreft een metafoor voor mijn manier van vertalen. Een roman is zoveel méér dan tekst – woorden krijgen pas betekenis binnen een bredere context én door de interne samenhang. Woorden roepen een belevingswereld op, die de tekst sec overstijgt. Om daar de juiste Nederlandse woorden voor te vinden, zal ik me eerst zo goed mogelijk een beeld moeten vormen van dat totaal.

maandag 6 november 2017

reizigster

Altijd weer leuk om aan jonge mensen iets over vertalen te vertellen. En dat deed ik onlangs aan een groep studenten in Nijmegen. Martijn ter Haar, die stage loopt bij het NLF, maakte foto's en schreef een verslagje. Zie hieronder zijn publicatie op de facebookpagina van het Letteren Fonds.
Bloed, zweet en tranen
Door: Martijn ter Haar
“In sommige uitdrukkingen zit gelaagdheid: associaties die veranderen met de tijd zijn soms onmogelijk om te vertalen, maar je kan ze wel in een nieuw associatieveld zetten. Bloed, zweet en tranen associëren jullie met André Hazes. Ik associeer het met Winston Churchill.” Op de Radboud Universiteit Nijmegen gaat Jeanne Holierhoek, zeer ervaren vertaalster van Franse literatuur en filosofie, gelauwerd en geridderd, in gesprek met masterstudenten. Momenteel werkt zij aan een vertaling van l’Histoire de la sexualité van Michel Foucault, die bij Boom uitgevers zal verschijnen.

Dr. Marc Smeets introduceert Jeanne Holierhoek als de “grande dame” van het vertalen Frans-Nederlands. Zij reageert daarop bescheiden: “mais il y a plusieurs grandes dames…” Centraal in het college staat de rol van de vertaler als bemiddelaar. Met gevoel voor humor - serieuze vertaalkwesties worden afgewisseld met anekdotes - geeft Holierhoek de studenten een kijkje in haar leven als vertaalster, vroeger en nu.

dinsdag 2 mei 2017

Interview met Boekblad

De sympathieke en vaardige Constantijn Hoffscholte interviewde mij voor Boekblad. Zo'n interview is altijd weer een goede gelegenheid om hardop verder te denken: over het vak en over de verwevenheid daarvan met mijn leven. 
Vertalers & het boekenvak: Jeanne Holierhoek 
Vertalers: hoe ervaren zij het boekenvak en de aandacht voor hun specialisme? Deze week Jeanne Holierhoek (1947), meermaals bekroond vertaalster van Franse literatuur en filosofie. Zij vertelt waarom een ervaren vertaler soms langer over een tekst doet dan een beginner. En waarom het nog leuker is om filosofie te vertalen dan literatuur. 

Een vertaler met filosofie als specialiteit, die kom je niet vaak tegen.
‘Bij mij is het geleidelijk gegroeid. Ik studeerde Frans met als bijvak filosofie, maar het is niet zo dat ik vastomlijnde plannen in die richting had. Op een bepaald moment mocht ik wat filosofische essays vertalen, dat interesseerde me en van het een kwam het ander. Op den duur kreeg ik de naam een specialist te zijn.’
Waar werkt u momenteel aan?
‘Ik leg de laatste hand aan een nieuwe vertaling van Geschiedenis van de seksualiteit van Michel Foucault. Een dik boek, 700 pagina’s, ik werk er al meer dan een jaar aan. De eerste versie is bijna af, die is bij mij altijd tamelijk definitief. Het komt in de winter uit bij Boom Uitgevers.’
U vertaalde werk van filosofen als Descartes, Montesquieu en Voltaire. Is het niet vaak taaie kost?
‘Integendeel, het vertalen van filosofie is wat mij betreft veel spannender dan het vertalen van romans. Ik vind het fijn als iets moeilijk is. Filosofische teksten vergen een langer proces van interpreteren voordat je ze goed kunt navertellen. Ik heb bijvoorbeeld ook romans van Marie NDiaye vertaald, prachtige en intelligente boeken, maar bij lezing begrijp ik altijd direct wat ze bedoelt. Wat overigens niet wil zeggen dat het vinden van een genuanceerd Nederlands equivalent vervolgens vanzelf gaat. Bij filosofie kost het interpreteren meer tijd, moet je onderzoeken hoe het betoog is opgebouwd. Als dat eenmaal is gelukt, is het herformuleren wel makkelijker. De woorden rollen er dan soms vanzelf uit, al blijft het een gepuzzel om de zinsconstructies zo transparant mogelijk te maken.’
U bent inmiddels zeventig jaar. Hoe lang gaat u nog door met vertalen?
‘Zo lang ik me goed voel. De passie voor het vak is nog volop aanwezig. Bijkomend voordeel is dat ik tegenwoordig een beetje pensioen krijg, waardoor ik het me kan permitteren om mijn klussen zorgvuldiger uit te kiezen. In dat opzicht is dit een plezierige tijd in mijn loopbaan. Mijn bureau, mijn woordenboeken en het bijbehorende denkwerk zijn onveranderd de ankerpunten in mijn leven.’
Gaat het werk u makkelijker af dan vroeger? 

‘Als ervaren vertaler zoek ik naar steeds moeilijker teksten om de uitdaging te behouden. Vroeger vertaalde ik ook wel eens flodderromannetjes, dat zou ik nu niet meer willen. Maar het is niet zo dat het werk sneller gaat. Door je ervaring zie je juist meer valkuilen in de tekst; waar je vroeger misschien een paar oplossingen zag, zie je er nu een heleboel. Toen ik jong was, dacht ik wel eens dat ik perfecte vertalingen afleverde, zo zeker was ik van mijn zaak. Dat heb ik wel afgeleerd. Ik weet nu wat er allemaal fout kan gaan in het vertaalproces.’
Is het voor u belangrijk om contact te hebben met een auteur?
‘Dat voegt zeker iets toe. Ik probeer de auteur als het kan persoonlijk te spreken. Daardoor kun je taalkwesties met elkaar doornemen en krijg je meer inzicht in het taalgebruik van de schrijver. Ik vind dat een stuk prettiger dan een e-mailtje sturen.’
In een interview heeft u eens gezegd dat u zich als de ‘weduwe Montesquieu’ voelde nadat u een aantal boeken van hem had vertaald. Gaat de identificatie met een schrijver zo ver?
‘Ik zou Montesquieu graag hebben ontmoet, hij leek me een sympathieke man. Ik voelde me inderdaad heel dichtbij hem vanwege zijn evenwichtige visie op hoe een staat goed kan functioneren. Als je zo lang met iemands gedachtengoed bezig bent, ga je wonen in zijn hoofd en kijken met zijn ogen. Ik heb ook zijn vroegere kasteel bezocht en lezingen over hem gegeven. Om het identificatie te noemen gaat een stap te ver, maar hij was geruime tijd een trouwe metgezel.’
Wordt het werk van vertalers voldoende gewaardeerd?
‘Ons werk is intrinsiek geweldig interessant, maar het wordt erg slecht betaald. In combinatie met de geringe zichtbaarheid van vertalers vind ik het wel eens moeilijk. De omstandigheden voor vertalers zijn er niet beter op geworden. Het contact met uitgeverijen is tegenwoordig heel zakelijk; in veel gevallen wordt gezocht naar wie het snelst vertaalt en wie het goedkoopst is. Zelf heb ik daar geen last van, want ik werk momenteel vooral voor Boom Uitgevers en voor het kleine, dappere Octavo. Dat zijn prima uitgevers. Toen ik begon, trok een uitgever nog weleens een hele middag uit om samen een tekst door te nemen. Tegenwoordig is dat algemeen gesproken een zeldzaamheid.’
U vindt dat uitgevers vertalers moeten koesteren?
‘Als je het niet met geld kunt doen, doe het dan in ieder geval met een beetje aandacht en immateriële waardering. Enerzijds hebben de uitgeverijen het moeilijker, zijn de oplages vaak kleiner, heeft de economische crisis littekens achtergelaten. Anderzijds worden aankomende vertalers wat beter op weg geholpen, door het Letterenfonds bijvoorbeeld en door het Expertisecentrum Literair Vertalen. In die zin is een deel van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van vertalingen verschoven van het bedrijfsleven naar de (semi)overheid. Als ik een workshop geef aan jonge vertalers in opleiding, zeg ik wel eens: “Denk na voordat je vertaler wordt, weet waar je aan begint”. Al moet ik er meteen aan toevoegen dat dit vroeger ook tegen mij is geroepen.’
U schrijft en vertelt veel over uw werk. Wat is uw motivatie?
‘Ik had zelf op jongere leeftijd graag wat handige tips gekregen over hoe je het aanpakt. Nu zijn er de vertalersopleidingen, en als mij wordt gevraagd daar iets te vertellen zeg ik graag ja. Het idee bestaat dat wij een eenzaam beroep hebben, maar ik vind het wel meevallen. Uit het vertalen vloeien tal van contacten voort: met studenten, met geïnteresseerd lezerspubliek, met de auteur, met adviseurs en meelezers. Ik draag graag iets van mijn kennis en ervaring over. En het blijft leuk om samen met een groep belangstellenden in een tekst te duiken.’

zondag 9 april 2017

Afgestoft en opgepoetst

       De nijvere speurders die met bewonderenswaardige volharding VertaalVerhaal gaande houden, diepten enige tijd geleden een interview op dat Adèle Nieuweboer mij jaren geleden afnam. Er is in overleg nog wat aan gesleuteld en geactualiseerd. Nu is het gepubliceerd als VertaalVerhaal. De weduwe Montesquieu is intussen alweer weduwe Descartes geworden maar daarna -- o vreugde! -- verloofd geraakt met Michel Foucault. Hieronder volgt het vraaggesprek, waarin ik mezelf nog steeds herken.


De weduwe Montesquieu

Jeanne Holierhoek in gesprek met Adèle Nieuweboer

Jeanne Holierhoek (1947) studeerde Franse taal- en letterkunde in Leiden. Ze vertaalde romans van o.a. Michel Tournier, Jean Giono, Lydie Salvayre. Tegenwoordig vertaalt ze vooral filosofische teksten uit heden en verleden. Ze geeft workshops en lezingen, tevens mentoreert ze beginnende vertalers en schrijft ze korte teksten over vertalen. In 2001 werd ze Chevalier in de Ordre des Arts et des Lettres. In 2007 ontving ze de Dr. Elly Jafféprijs voor haar gehele vertaaloeuvre, in het bijzonder voor Over de geest van de wetten van Montesquieu. In 2011 ontving ze, samen met auteur Marie NDiaye, voor Drie sterke vrouwen de eerste Europese Literatuurprijs. Samen met Mirjam de Veth schreef ze een ultradun boekje over leven en werken van Elly Jaffé: C’est mágnifique! Ze houdt een blog bij: http://jeanneholierhoek.blogspot.nl/

Adèle Nieuweboer (1949) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en was onder meer werkzaam aan de Haagse Leergangen, later aan de Haagse Hogeschool. Haar specialisatie was de 18de-eeuwse letterkunde. Een van haar favorieten was Jacob Campo Weyerman, een andere Gerrit Paape, van wie ze met name de verhouding vertaling/oorspronkelijke tekst in zijn romans bestudeerde. Ook werkte ze aan de beschrijving van grote collecties gelegenheidsgedichten tot 1800 van de Koninklijke Bibliotheek, de Maatschappij der Nederlandse letterkunde, het gemeentearchief Amsterdam en het Centraal Bureau voor Genealogie. Uit het werk aan Weyerman, Paape en de gelegenheidsgedichten vloeiden publicaties voort. Dit interview verscheen oorspronkelijk in Nieuw Letterkundig Magazijn (jaargang 26, 2008).



De weduwe Montesquieu

Op 7 juni 2007 ontving Jeanne Holierhoek de tweejaarlijkse Dr. Elly Jaffé Prijs voor haar vertalingen uit het Frans, met name voor de vertaling van De l'esprit des lois van Montesquieu, die in 2006 verscheen onder de titel Over de geest van de wetten. De jury sprak bewondering uit voor haar vermogen om de specifieke vertaalproblemen van Montesquieu de baas te worden en zijn complexe stijl voor de hedendaagse lezer begrijpelijk en aantrekkelijk te maken. Enkele maanden na de uitreiking van de Elly Jaffé Prijs vond een gesprek plaats over haar vertaalwerk rond de vraag ‘Waarom vertaalt een vertaalster wat ze vertaalt?’

Hoe komt iemand ertoe om te gaan vertalen?
Eigenlijk wist ik al in mijn studietijd dat ik wilde gaan vertalen. Een studie vertaalwetenschap of vertaalkunde bestond toen nog niet. Ik studeerde Frans en deed als keuzevakken traductologie en lexicologie. Zo kwam ik iets te weten over vertaaltheorieën, over de stilistische aspecten van het vertalen en over woordenboeken. Voor het vak lexicologie moest je bijvoorbeeld een referaat schrijven over de opbouw van vijf synoniemenwoordenboeken en hun onderlinge verschillen.
Misschien wilde ik wel zo graag gaan vertalen omdat er iets romantisch en artistieks aan het vak kleefde. Daar denk ik inmiddels wel anders over. Vertalen is vooral hard werken.
Ik liep ’s morgens in Leiden voor mijn bijvak filosofie over de Witte Singel naar het Filosofisch Instituut en daar zat op de Witte Singel, in een grote huiskamer, iemand te vertalen: Clasine Heering-Moorman, de vrouw van professor Heering, die godsdienstfilosofie en ethiek doceerde. Ik geloof dat ik vooral contact met hem gezocht heb om haar te leren kennen. Uiteindelijk zat ik dus in die grote huiskamer op de thee. Ik wilde zo graag weten hoe je het aanpakt om vertaalster te worden. Tot mijn teleurstelling kon zij het me niet precies vertellen. Ik begrijp dat nu beter, nu studenten mij vaak vragen ‘Hoe word ik vertaler?’ en ik het antwoord ook niet goed weet. De weg naar het vertaalvak en naar vertaalopdrachten is meestal nogal grillig, al zijn er tegenwoordig wel wat meer opleidingen. Daar kun je in ieder geval oefenen en aanwijzingen krijgen, bijvoorbeeld op de VertalersVakschool.

Hoe gaat dat dan in de praktijk, vertaler worden?
Het begon in mijn geval met een vrij gebruikelijke stap: ik schreef een brief aan uitgeverij Meulenhoff. En ik werd uitgenodigd voor een gesprek met Theo Sontrop, in die tijd de directeur. Wat mij de eer verschafte is me nog steeds niet helemaal duidelijk. Hij hield een vrij lange monoloog die eindigde met een waarschuwing: ‘Ga maar niet vertalen, want de meeste vertalers raken aan de drank en eindigen in de goot.’ Daar was dus weer dat romantische beeld van het vertalen, de vertaler als artiste maudit. Na deze ernstige waarschuwing mocht ik van Sontrop toch een proefvertaling maken, een fragment uit Bouvard et Pécuchet van Flaubert. Mijn probeersel kwam min of meer in het niets terecht, want Sontrop verhuisde naar De Arbeiderspers en bij Meulenhoff kon niemand de proefvertaling meer vinden. De nieuwe directeur, Laurens van Krevelen, gaf me toen maar meteen een complete opdracht, misschien uit schuldgevoel, of omdat ik toevallig belde op het moment dat hij iemand zocht? In 1974 verscheen dus mijn eerste vertaling: Veertien dagen uit het leven van Alfons van Worden (Manuscrit trouvé à Saragosse) van Jean Potocki. Van zo'n eerste vertaling denk je, zeker als je jong bent, dat het een perfect stuk werk is. Maar hoe meer vertalingen ik maak, des te duidelijker zie ik mijn eigen tekortkomingen, de bijna onmogelijke eisen waaraan een vertaalde tekst moet voldoen, de grote hoeveelheid alternatieven waaruit een keuze moet worden gemaakt.
Die roman van Potocki was niet bepaald een werk voor beginners: geschreven in de achttiende eeuw, door een in feite Poolse auteur. Merkwaardigerwijs kreeg ik daarna steeds opnieuw weer boeken te vertalen van schrijvers die niet van oorsprong Frans waren. Victor Serge bijvoorbeeld was een Rus die schreef in het Frans, en ik vertaalde ook Samuel Beckett, Pablo Picasso, Jorge Semprun.1 Op dit moment ben ik weer met een auteur bezig die minstens tweetalig is: de Amerikaan Jonathan Littell.