zondag 29 mei 2016

Bach en de oorlog


Gisteravond bezocht ik een concert in de Nieuwe Kerk in Den Haag: Die Kunst der Fuge, uitgevoerd door een aantal leden van Holland Baroque. Een mysterieuze compositie in alweer een verrassende interpretatie.

         De Franse literatuur heeft veel deuren voor me geopend, zo ook de deur naar dit magistrale werk van Johann Sebastian Bach. Ik sloeg er vanochtend Le vent Paraclet nog eens op na, de `intellectuele autobiografie’ van Michel Tournier. Daarin merkt hij op dat Die Kunst der Fuge zijn voornaamste inspiratiebron is geweest bij het construeren van het schema voor Le roi des aulnes, de roman die door Jenny Tuin in het begin van de jaren zeventig werd vertaald als De elzenkoning. Tournier omschrijft Bachs onvoltooid gebleven werk als  `het rijkste, strengste, ontroerendste muziekstuk dat ooit in een mensenhoofd is uitgedacht en door een mensenhand is neergeschreven, het niet te overtreffen ideaal van elk kunstwerk waar alle kunstenaars – welk uitdrukkingsmiddel ze ook hanteren – de blik op gericht zouden moeten houden.’ Bij het concipiëren van De elzenkoning, licht hij verder toe, heeft hij als algemeen thema dragen gekozen. In de roman is dat thema contrapuntisch afgewikkeld, verschoven, omgedraaid, binnenstebuiten gekeerd, vermomd, versierd, opengebroken en tot bovennatuurlijke dimensies opgerekt.

         De bovennatuurlijke apotheose vormt het slotstuk van de roman. De Tweede Wereldoorlog loopt op dat moment ten einde. De hoofdpersoon, de Franse dwangarbeider Abel Tiffauges, werkt in een napola mee aan het opvoeden van Duitse kinderen tot de toekomstige elite van het Derde Rijk. Hij doet dat bepaald niet tegen zijn zin, gefascineerd als hij wordt door jonge jongens. Op een nacht treft hij ergens langs de weg een uitgeput joods kind aan, ontsnapt uit een concentratiekamp. Hij verstopt het op de zolder van de napola, voedt en verzorgt het. Intussen vertelt het jongetje hem gruwelverhalen over Auschwitz, een schaduwwereld, een wereld in contrapunt waar Tiffauges tot dan toe geen weet van had. In een sinister decor van tankaanvallen en gespieste kinderen gaat hij ervandoor, met Efraïm op zijn schouders. Die begint steeds zwaarder te wegen, Als een Christoffel zinkt Tiffauges uiteindelijk weg in een moeras, terwijl de jongen verandert in een ster die, zespuntig, flonkert aan de hemel.

         Het is en blijft een prachtige roman. Rondom de primaire structuur, die dus wordt gevormd door het thema van het dragen, is in heldere taal en met pakkende details een overvloedige stoffering aangebracht. De dubieuze Tiffauges, een wel erg gewillige dwangarbeider die kinderen rooft in opdracht van het Derde Rijk, zal niet bij iedereen in de smaak zijn gevallen. Desondanks werd de roman in 1970 bekroond met de Prix Goncourt.

         Een andere Prix Goncourt, maar dan uit 2006, is de roman Les bienveillantes ofwel De welwillenden, geschreven door Jonathan Littell en kort na 2006 vertaald door Janneke van der Meulen en door mij. Er zijn nogal wat punten van overeenkomst met De elzenkoning. Ik noem er een paar: het verhaal speelt in de Tweede Wereldoorlog, de hoofdpersoon Max Aue is een overtuigde nazi. Aue is een creatie van de schrijver maar wordt omringd door historische figuren als Himmler en Eichmann, zoals Tiffauges Göring en andere nazi-kopstukken ontmoet.

         En opnieuw stuiten  we hier op Die Kunst der Fuge, zij het in een andere context. In De welwillenden is SS-officier Aue op de vlucht vanuit Oost-Pruisen, want de Russen rukken op in de richting van Berlijn. In een kerk ergens in Pruisen zit een officier van de Wehrmacht Bach te spelen. `Alles kunnen ze kapotmaken,’ aldus deze militair, `maar dit niet. Dit zal altijd blijven, zelfs als ik ophou met spelen.’ Maar bij Contrapunt V ontsteekt Aue plotseling in razernij en schiet de ander dood. Terwijl hij toch een groot Bach-liefhebber is. Het lijkt of hij die zuivere schoonheid niet meer verdraagt, na al het geweld dat hij om zich heen heeft gezien en waaraan hij steeds gretiger is gaan meedoen. Deze scène van de in bloed gesmoorde Kunst der Fuge is de opmaat naar een orgie van destructie en dood, enigszins vergelijkbaar met de ondergang van de napola waar Tiffauges net op tijd uit weet te vluchten.

         De toneelbewerking van De welwillenden door Guy Cassiers is voorlopig nog te zien, in Utrecht, Rotterdam, Breda en nog andere steden. Mij viel het toneelstuk tegen: te veel, te snel. Misschien  de gebruikelijke reactie van een vertaalster die anderhalf jaar met de tekst bezig is geweest. Het was wel weer een goede gelegenheid om me opnieuw in die complexe roman te verdiepen. Bovendien zijn er inmiddels meer zinnige analyses en commentaren over verschenen, zoals Schwarzer Peter van Martin von Koppenfels. Daarover een volgende keer.