vrijdag 30 december 2011

Geen snoep aannemen van vreemde mannen

Dat was de waarschuwing die kinderen in de jaren vijftig meekregen van hun ouders. Maar paters waren geen vreemde mannen. Ze kwamen op huisbezoek en werden dan verwend met sigaren en een borrel. Je moest medelijden met ze hebben omdat ze de warmte van een gezin misten, ze zaten daar maar in die grote pastorie hun leven te wijden aan God.
            Snoep deelden ze niet uit, maar wel dreigementen, zo blijkt uit het rapport van de commissie Deetman. Ze zetten hun slachtoffers ongehoord onder druk. Klagen bij derden was voor een slachtoffer ook al niet zonder risico’s; voor je het wist werd je voor straf van school gestuurd. En misschien had het slachtoffer het er zelf ook wel enigszins naar gemaakt, door `een tekort aan zedigheid in zake kleding, kleverigheid bij sommige kinderen door te wekelijke, flauwe huishoudelijke opvoeding...’ enzovoorts. Het citaat staat op bladzijde 115 van het aangrijpende rapport, dat en passant een overzicht geeft van een halve eeuw Nederlands katholicisme. Een periode waarin het aantal priesterroepingen slonk, met als gevolg dat steeds meer zieke, verknipte figuren de lege plaatsen mochten komen opvullen.
            Om mezelf weer wat op te vrolijken herlas ik Rondeur des jours van Jean Giono, een dun boekje waar twee  verhalen in staan. Nog geen veertig pagina’s, maar meteen is Giono er helemaal, met zijn ontvankelijkheid voor zintuiglijke indrukken en zijn beeldende taal. En ook met zijn lofzang op het leven, zelfs als hij schrijft over de dood van zijn vader. De blik gescherpt door het rapport van de commissie Deetman, bleef ik even steken bij de volgende passage: De religie? Die heeft haar plichten verzaakt. Ze is de natuurlijke helpster van onze maatschappij, die als een ijzeren eg de ellende voorttrekt over de aarde. Ze is als de vlammen die hoog uit de vuurmassa van de zon oplaaien en door de ruimte rollen, afkoelen tot zwarte werelden die steeds verder verwijderd raken van hun oorspronkelijk hemellichaam en neerduiken in de afgronden. De religie heeft allang niets meer met God te maken.

donderdag 22 december 2011

Ja, Brabant!

Ik ga er 18 januari heen om iets te vertellen over Drie sterke vrouwen van Marie NDiaye. Dat gaat gebeuren in Café Oncle Jean in Ginneken/Breda. Nadere bijzonderheden zijn te vinden op de site van Café Livre: http://www.cafelivre.nl/cafelivre0910.html Het is duidelijk: we zitten meteen een stuk zuidelijker.  

maandag 19 december 2011

Want daar brandt nog licht

Ach, Brabant! Ik woonde er 25 jaar, en al die tijd lukte het me niet de Brabantse ziel te doorgronden. Met carnaval wierp ik me in het gewoel, jarenlang notuleerde ik in Tilburg de gemeenteraadsvergaderingen, ik at Bossche bollen en worstenbrood, maar mijn integratie bleef twijfelachtig. Je vindt meestal waar je naar op zoek bent, en zo vond ik niet de Brabantse gemoedelijkheid maar Marietje Kessels, als elfjarig meisje vermoord in een kerk, Vincent van Gogh en zijn gekwelde jeugdjaren, de raadselachtige Bisschop Zwijsen en de Fraters van Tilburg. Geen van allen vrolijke figuren, en kennelijk gaat mijn belangstelling daarnaar uit.
            Gisteren las ik De goede moordenaar van Antoon Coolen, ook al geen vrolijk boek, verschenen in 1931 en geschreven in de taal van de Peel. Daar speelt het ook, in een dorp waar een paar huisjes zich uit een vage achtergrond losmaken en de rest in duisternis gehuld blijft. Evenzo worden slechts een paar personages uit het dorp belicht, maar wat voor personages! Ze hebben ontroerende en tegelijk onbegrijpelijke karakters. Ze bewegen zich aan de rand van de dorpssamenleving. Ze zwijgen bijna voortdurend en laten zich leiden door hun instincten. Het verhaal van die primitieve mensen zit prachtig in elkaar. Het decor is dat van een streekroman, maar het doen en laten van de personages heeft een universele strekking.   
            In 1936 werd dit boek in het Frans vertaald door Marcelle Schlomer. Jean Giono schreef een voorwoord bij die vertaling. Hij was enthousiast, herkende in Coolen een geestverwant. Zo zorgde de door mij bewonderde Giono ervoor dat ik De goede moordenaar ging lezen. Niet in de Franse vertaling, al leest dat in zekere zin makkelijker dan het origineel. Ter illustratie: staat er in het Nederlands `Zij heeft zijn eten verrig gezet. Na een hortje zegt ze:...’, dan staat er in de vertaling `Elle lui apporte son repas. Après un instant elle dit:...’ Het vertalen van streektaal is nu eenmaal een frustrerend karwei, je kunt in zo’n geval niet veel anders dan de regionale elementen verdoezelen.
            Die gestroomlijnde vertaling is in 1995 nog eens herdrukt onder de titel La faute  de Jeanne Le Coq. Het boek werd bij die gelegenheid lovend besproken in Le Monde, terwijl het in Nederland niet meer te koop is. Dankzij vertalingen bewandelen boeken vaak grillige paden.
            Mijn eigen exemplaar van het origineel is een zesde druk uit 1942. Het was toen oorlog, en het omslag is een soort behangselpapier. Maar dat behangselpapier omsluit een verhaal dat me meteen greep en niet meer losliet. En al is het moeilijker te lezen, ik prefereer het dialect boven het gladdere Frans. Het merkwaardige is: ik krijg er heimwee door naar Brabant.  

vrijdag 16 december 2011

Terug bij Sartre

Ik vertaal Réflexions sur la question juive. Het gaat over minderheden, vooroordelen en de vrijheid van meningsuiting. Over de angst van de anti-semiet dat de authentieke `Franse’ waarden verloren zullen gaan door toedoen van de joden, gekoppeld aan een scherpe analyse van de anti-semitische persoonlijkheid. We kunnen er bijna zeventig jaar later nog steeds ons voordeel mee doen, met dit vlot geschreven essay dat wemelt van de pakkende voorbeelden.
            Ooit begon ik mijn universitaire studie omdat ik gegrepen was door het existentialisme. Lezen in de romans van Sartre en in Le deuxième sexe van Simone de Beauvoir, geheel omhuld door sigarettenrook en smartelijke tromboneklanken: het leek me fantastisch om Frans te gaan studeren. De werkelijkheid zag er iets anders uit, maar ik vond Racine en Rousseau ook heel mooi. Het existentialisme werd door de docenten Frans afgedaan als niet literair genoeg, dus na een paar jaar koos ik als bijvak filosofie, vooral in de hoop er alsnog over te kunnen discussiëren met andere studenten. Maar bij filosofie werd op dat moment hoofdzakelijk aan taalanalyse gedaan; het existentialisme gold er als te weinig filosofisch. Ik viel met de arme Sartre overal tussenin. Evengoed liep ik 's ochtends heel gelukkig langs het nevelige water van de Witte Singel naar het Filosofisch Instituut, want de taalfilosofie was fascinerend en voerde me een nieuwe wereld in, de Angelsaksische.
Nu, na al die jaren, komt alles toch weer bij elkaar en ben ik even terug bij het existentialisme waar ik in de Leidse universiteitsgebouwen tevergeefs naar zocht. Er hangt geen sigarettenrook meer om me heen en de trombone is vervangen door klassieke muziek, maar gegrepen voel ik me nog steeds.   

zondag 4 december 2011

Rebelse dochter

Op mijn Descartes-reis bezocht ik ook de abdij van Maubuisson, westelijk van Parijs. Er staat niet veel meer van overeind en ik kon er niet in. Ergens aan de buitenkant hing een briefje met de mededeling dat er een expositie werd voorbereid, en verder was het uitgestorven. Ik troostte me met een wandeling door het statige park en met overpeinzingen over Louise Hollandine, die er in de zeventiende eeuw abdis was. Louise Hollandine was een zus van Elisabeth van de Palts. Ze kreeg les van Gerard van Honthorst en bleef tot op hoge leeftijd schilderen. Het is een intrigerende vrouw, over wie door historici heel verschillend is geschreven. Ze schijnt een vrome abdis te zijn geweest, maar hoe was haar leven voordat ze uit Den Haag vertrok? Daarover gingen de wildste geruchten. Na haar bekering tot het katholicisme, die gepaard ging met een goed voorbereide vlucht uit het huis aan de Kneuterdijk, richting het katholieke Frankrijk, wilde haar moeder de Winterkoningin nooit meer contact met haar.
Nu en dan duiken er nog schilderijen van Louise op, zoals onlangs het tafereel van de vechtende ventjes Kaïn en Abel; Eva kijkt bezorgd toe (wat heeft ze precies in haar hand?), en Adam komt met iets aansjouwen. Het zal Louise Hollandine goed doen, vanuit het hiernamaals te kunnen zien dat  haar klooster nu aan de beeldende kunst is gewijd. Alleen jammer, voor mij, dat het er zo gesloten en verlaten bij lag.
Meer over Louise Hollandine is te lezen op: http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/LouiseHollandine

donderdag 24 november 2011

Op bezoek bij Boerhaave

570 pagina's, er leek geen eind aan te komen. Maar afgelopen vrijdagmiddag kon het eerste exemplaar in het Boerhaave Museum in Leiden worden aangeboden aan de burgemeester. Het was een genoeglijke middag, met een rondleiding in het museum, toespraken en drankjes. Werd iedere vertaling maar zo feestelijk de wereld in gestuurd! Uitgeverij Boom neemt haar vertalers serieus en ik mocht dus ook iets zeggen. Dat ging ongeveer zo:

dinsdag 22 november 2011

Veilig en onschuldig

Ik reisde honderden kilometers om in het geboortehuis van Descartes rond te lopen en de scholen die hij bezocht te bekijken. Paul Valéry maakte de tocht in omgekeerde richting en reisde naar Amsterdam, waar Descartes ongeveer vijf jaar woonde. Dus vanmiddag ging ik na mijn buitenlandse avonturen ook maar eens kijken op de Westermarkt. In de zomer van 1634 woonde Descartes daar op nummer 6. De Westerkerk was toen nog splinternieuw, die dateert van 1631. Op 16 oktober 1920 is in de gevel van nr. 6 een steen aangebracht in aanwezigheid van voorname heren als de Franse ambassadeur, de burgemeester van Amsterdam en de rector van de Gemeentelijke Universiteit. In welk ander land kan men zo volkomen vrij zijn? staat er op de steen te lezen. Althans in het Frans, want het is een citaat uit een brief van Descartes aan zijn vriend Guez de Balzac. Descartes voelt zich in Amsterdam niet alleen vrij maar ook buitengewoon veilig. De onschuld van onze voorouders is in de Hollanders beter bewaard gebleven, schrijft hij nog. Zo horen we het ook eens van een ander...  

zondag 13 november 2011

Valéry over Descartes

Aanstaande vrijdag 18 november wordt deel 3 van de Bibliotheek Descartes ten doop gehouden. Dat gaat gebeuren in Leiden, waar Discours de la Méthode met de drie bijbehorende essays in 1637 voor het eerst in druk verscheen. Ter voorbereiding van mijn praatje blader ik wat in biografieën en andere teksten. In Variété van Paul Valéry vond ik een paar mooie stukken over Descartes. Het zijn geen filosofische verhandelingen maar persoonlijke, losjes uitwaaierende impressies, het genre waar Valéry een meester in is. Hij schrijft elegant terug naar een filosoof die hij bewondert om zijn elegante taalgebruik.
            In `Fragment d’un Descartes’ heeft Valéry het over de `fiere en tegelijk ongedwongen taal’ van Discours de la Méthode, een taal `waarin trots noch bescheidenheid ontbreekt’ en dat de filosoof tot een `reële aanwezigheid’ maakt. Descartes vertelt in zijn Discours dan ook over zijn leven: hoe hij na zijn studie niet veel vertrouwen meer had in boekenwijsheid en koos voor het zwervende bestaan van de militair. Dat hele levensverhaal van hem is nodig om duidelijk te maken hoe hij bepaalde filosofische ideeën heeft ontwikkeld.
            In de filosofie voel ik me niet op mijn gemak, schrijft Valéry. Hij vergelijkt zich met iemand die goed kan horen, die alle klanken van buiten tot zich laat doordringen, maar de samenhang van die klanken niet doorgrondt. `Voor de muziek van filosofen ben ik vrijwel ongevoelig.’ Vanwaar dan zijn enthousiasme over Descartes? `Dus dat ik het waag over Descartes te spreken, is naar ik aanneem omdat ik hem los van die filosofen zie...’
            Zo is Valéry vol bewondering voor de stijl van een auteur die ik toch wel een filosoof zou willen noemen. Descartes wilde een breed publiek, daarom ook schreef hij deze teksten in het Frans en niet in het Latijn. Zijn taal is niet schools. Wie hem leest, ziet hem in gedachte niet achter een katheder staan, maar eerder peinzend in bed liggen. Dat laatste deed hij graag, tot ver in de dag. Ongetwijfeld heeft hij dat ook gedaan in Leiden, waar hij enige tijd aan het Rapenburg woonde en waar dus a.s. vrijdag, in het Boerhaave Museum, het eerste exemplaar van dl. 3 zal worden aangeboden aan de burgemeester.

maandag 7 november 2011

Wraak op Maillé

Op 15 kilometer van het stadje Descartes ligt het dorp Maillé. Op 25 augustus 1944 vermoordden de Duitsers daar 124 bewoners, onder wie een groot aantal kinderen. De meeste huizen werden verwoest. Uit de briefjes die de daders her en der achterlieten, blijkt dat het een wraakoefening was. `C’est la punission des terrorists et leurs assistents’, schreven ze in onbeholpen Frans. Het was een wraakoefening op de valreep: De Gaulle liep diezelfde 25ste augustus over de Champs-Elysées, toegejuicht door de bevrijde Parijzenaars. En de Amerikanen waren nog slechts enkele tientallen kilometers van Maillé verwijderd.
            De Duitse militairen die dit bloedbad hebben aangericht, zijn nooit gestraft. De Franse overlevenden bouwden hun dorp weer op en spraken met elkaar nauwelijks meer over wat achter hen lag, over het feit dat ze zonder al die dierbaren verder moesten. Het waren de zwijgende jaren vijftig, er diende gewerkt en vergeten te worden.
            Tientallen jaren ging het drama van Maillé vervolgens schuil achter dat van Oradour-sur-Glane, het dorp dat op 10 juni 1944 een vergelijkbaar lot had ondergaan. In Oradour staan nog steeds de ruïnes. Maillé werd herbouwd en oogde al snel weer als een gewoon Frans dorpje. Pas in de jaren negentig kwam er meer aandacht voor wat zich daar had afgespeeld. In 2006 werd een herinneringsmuseum geopend. Kort daarna maakte Christophe Weber een documentairefilm: Maillé, un crime sans assassins, waarin oude mensen moeizaam hun herinneringen aan die dag formuleren. Het museum toont ook andere herinneringen. Veel uitvergrote ansichtkaarten waarop je kunt zien hoe het daarvóór was: een dorpsstraatje gevuld met roerloze kinderen, hun blik strak op de camera gericht. Foto’s van grote gezinnen, allemaal in hun nette kleren naar de fotograaf getogen, de hond aan hun voeten. In het perspectief van wat daarna gebeurde zijn het schrijnende plaatjes.  


dinsdag 1 november 2011

De gelukkige vertaalster


Annelies van Hees draagt haar vertalersgeluk uit in Selexyz Scholtens, Groningen.

Onze tournee `Vertalersgeluk' is voorbij. Jammer, we begonnen te wennen aan het applaus en de bloemen en vooral aan de gezelligheid. In wisselende samenstelling trokken we door het land om in boekhandels te praten over de mooie kanten van het vak. Met veel dank aan Nicolette Hoekmeijer en Hanneke Marttin voor de perfecte organisatie. Hieronder mijn eigen tekst, die vooral handelt over Drie sterke vrouwen van Marie NDiaye, maar ook over vertalen in het algemeen. De gezamenlijke teksten komen op de website van het Letterenfonds.

Ik heb mijn morsige pyjama verwisseld voor wat beschaafdere kledij en hier sta ik: een gelukkige vertaalster. Niet alleen ben ik gelukkig omdat de door mij vertaalde roman Drie sterke vrouwen is bekroond met de Europese Literatuurprijs, ik ben vooral gelukkig omdat ik mijn werk al jaren met plezier doe.
          In die jaren heb ik veel boeken vertaald, en elk boek bracht me in een nieuwe wereld. De mensen vragen me weleens: vertaal je alleen maar Frans? Ja, en alleen maar uit het Frans in het Nederlands, en bovendien nog niet eens alle genres: ik vertaal geen jeugdliteratuur, geen gedichten. En dat werk doe ik thuis. Als ik dat allemaal heb verteld, zie je de mensen denken: wat een zielig bestaan.
Maar dat is verkeerd gedacht.

zondag 30 oktober 2011

Descartoise

Een week lang was ik niet alleen cartésienne maar ook descartoise, want een week lang verbleef ik in Descartes, het stadje in Touraine waar René Descartes in 1596 is geboren. Toen hij er ter wereld kwam heette het stadje Descartes nog La Haye. Pas veel later, toen de inwoners zich realiseerden dat ooit een genie in hun dorp het levenslicht had aanschouwd, is het Descartes gaan heten. De kleine René werd er gedoopt, zijn moeder ligt er begraven. Zij stierf toen René dertien maanden oud was. Het geboortehuis is ingericht als museum, waar het verhaal wordt verteld van zijn leven en zijn tijd en ook, heel vluchtig, van de filosofie door de eeuwen heen. Eens per maand geeft iemand er les, en zo zat ik ineens in een vertrek van bescheiden afmetingen samen met een vijftiental andere filosofieliefhebbers -- voornamelijk dames op leeftijd zoals ik -- te luisteren naar François Vezin, die Heidegger heeft vertaald en herhaaldelijk benadrukte dat hij heeft gestudeerd bij de filosoof Jean Beaufret. In dat huis vol geschiedenis vertelde Vezin ons over Socrates.Tevreden verlieten de dames het pand.

woensdag 12 oktober 2011

Duizend pagina's

De moeder van Elisabeth van de Palts (1618-1680) heette Elizabeth Stuart (1596-1662). Moeder en dochter konden niet goed met elkaar overweg. De dochter had van haar grootmoeder een strikt calvinistische opvoeding gekregen, ver van haar meer mondaine moeder, en ze snakte naar de rust die het haar mogelijk zou maken om te filosoferen. De moeder wilde de macht en het aanzien terug die zij en haar man zo smadelijk waren kwijtgeraakt. Een aantal jaren woonden  moeder en dochter onder één dak aan de Kneuterdijk in Den Haag, maar in 1646 werd de dochter door haar moeder min of meer verjaagd naar Brandenburg. Waarschijnlijk heeft Elisabeth haar moeder nooit meer gezien, maar daar werd in die tijd minder moeilijk over gedaan dan tegenwoordig.
            Jarenlang probeerde moeder Elizabeth Stuart te bewerkstelligen dat haar oudste zoon weer over de Palts zou gaan heersen. Daartoe schreef ze vele honderden brieven naar diplomaten, bondgenoten en machthebbers. Haar correspondentie uit de periode 1632-1642 is onlangs verschenen, bezorgd door Nadine Akkerman. Het is een boek van ruim 1000 pagina’s. Wat een werk moet het zijn geweest om al die brieven op te sporen, te ontcijferen en te annoteren! Ik keek natuurlijk meteen in de index om te zien of de moeder ook over de dochter had geschreven, maar de oogst beperkte zich tot een paar zeer beknopte vermeldingen, voornamelijk naar aanleiding van pogingen om Elisabeth aan de man te brengen. Dat lukte niet, de dochter werd uiteindelijk abdis van een protestants vrouwenklooster in Herford. Haar moeder bleef nog jaren in Den Haag en keerde tegen het eind van haar leven terug naar Engeland.  

zondag 9 oktober 2011

Een papieren monument


Er zijn ongetwijfeld niet heel veel exemplaren van gedrukt, want het boek zal vooral een beperkte doelgroep aanspreken: familie, vrienden, bekenden van de overledene en van de auteur, die ook de dochter is van de overledene. Het vertelt het verhaal van één enkele kunstenaar die niet echt beroemd was. Maar dat verhaal wordt zo goed verteld, met zo veel treffende details, dat er ook een tijdsbeeld ontstaat, waardoor het boek een bredere historische waarde krijgt. Veel sprak mij erin aan: het optimisme van de jonge kunstenaar die weldra geconfronteerd wordt met de praktische kanten van het leven. Hoe een gezin te onderhouden, hoe opdrachten te vinden? En dat in de jaren vijftig, toen de kunst al helemaal geen hoge prioriteit had. De noodzaak om geld te verdienen dreigt dan ook te gaan knagen aan de tijd die in het atelier kan worden doorgebracht, en aan de inspiratie.
            Frans Fritschy, beeldhouwer en docent beeldhouwen, overleed in 2010. Wantje Fritschy, zijn dochter, is historica. Ze is gewend onderzoek te doen en documenten te analyseren. Met dit boek heeft ze een prachtig papieren monument opgericht voor haar vader. Ze heeft geprobeerd te achterhalen wat hij aan beeldhouwwerken tot stand heeft gebracht, en dat was niet altijd even gemakkelijk, want sommige van die kunstwerken waren een onnavolgbare weg gegaan. Andere zijn nog voor iedereen te zien: Sint Christoffel in de Laurenskerk in Rotterdam, het Lam Gods in een plantsoen in Mijdrecht. Fascinerend is zijn `schaaksimultaanseance': twintig schakers, elk met hun individuele kenmerken, zitten tegenover een in plexiglas uitgevoerde grootmeester. (Zie de illustratie op de voorkant van het boek.)
           De auteur schrijft over de lastige omstandigheden waarin haar vader moest werken, het onverwarmde atelier, het moeizaam verwerven van opdrachten, over zijn financiële situatie die hem noopte te gaan lesgeven. Zijn creativiteit stagneerde, maar bloeide na zes jaar toch weer op, krachtiger en origineler dan ooit. Het wordt allemaal onsentimenteel beschreven, terughoudend en betrokken tegelijk.  
            Ik citeer uit het voorwoord: `Dit boek wil een hommage zijn aan alle kunstenaars die niet weten door te dringen tot de artistieke top, maar die blijven proberen het kunstenaarsideaal waar te maken om schoonheid onder de mensen te brengen.’
           

woensdag 28 september 2011

`Rivier, vaak afgestraft, rivier verwaarloosd en verlaten'

`Rivier van leerjongens met eeltig vel geboren...' Char dicht over de Sorgue en Clasine Heering-Moorman vertaalde (uit Samen aanwezig). 
Onlangs was ik een weekje in de Provence. Fel zonlicht, geen wolkje aan de hemel, een stenig landschap, het ingetogen groen van olijfbomen en cipressen. Ik raak er altijd enigszins door geïmponeerd, maar de  terrasjes en marktkraampjes bieden een genoeglijk tegenwicht. De vrienden die hun huis voor me hadden opengesteld, hadden ook nog een prachtig programma voor me uitgestippeld. Het wemelt daar in de Vaucluse van de literaire herinneringen. In Lourmarin ligt Albert Camus begraven, in Fontaine-de-Vaucluse staat nog steeds het huis waar Petrarca woonde en werkte. Maar in l’Isle-sur-la-Sorgue is het Maison René Char veranderd in een centrum voor moderne kunst. De spullen van Char zijn er weggehaald. Dat was zo gegaan omdat Char links was, suggereerde een inwoner die we erover aanspraken, en omdat het stadje op dit moment een rechtse burgemeester heeft. Jammer, maar een dichter vind je toch vooral terug in zijn werk. Ik ben hem aan het herlezen, zijn gedichten kleuren mijn herinneringen:
Toulourenc! Toulourenc! que j'ignorais si proche... 
(uit Les voisinages de Van Gogh)

maandag 19 september 2011

Verborgen brieven


Een van mijn begeleiders, Erik-Jan Bos, vindt nog weleens een `nieuwe' brief van Descartes. Hierboven de gelukkige ontdekker, wiens verhaal op een filmpje staat: http://www.google.com/intl/en/insidesearch/stories.html

donderdag 8 september 2011

En nog wat meer reclame

PERSBERICHT
Amsterdam, 7 september 2011
Vertalersgeluk
Vertalers vertellen over de voldoening die een goede vertaling kan geven
Onder de naam *Vertalersgeluk* maken de literair vertalers van vijf belangrijke Europese romans in september en oktober een tournee langs Nederlandse boekhandels. Ze vertellen wat hun veelzijdige en vaak onzichtbare werk zo moeilijk maar vooral ook zo mooi maakt.
Vertalers Jeanne Holierhoek, Edgar de Bruin, Harm Damsma en Niek Miedema, Annelies van Hees en Liesbeth van Nes zullen tijdens de tournee specifiek ingaan op hun vertaling van Drie sterke vrouwen van Marie NDiaye, De werkplaats van de duivel van Jáchym Topol, De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell, Dat weet je niet van Jens Christian Grøndahl en HhhH van Laurent Binet.
De vijf romans vormden de shortlist voor de Europese Literatuurprijs, die afgelopen weekend, tijdens Manuscripta, voor het eerst is uitgereikt aan vertaler Jeanne Holierhoek en auteur Marie NDiaye voor Drie sterke vrouwen (Trois femmes puissantes).
Het Vertalersgeluk-programma bestaat steeds uit een inleiding door vertaler Nicolette Hoekmeijer, gevolgd door lezingen over (het vertalen van) drie van de genomineerde romans en afsluitend een discussie met de sprekers en het publiek. De tournee ziet er als volgt uit:
woensdag 14 september 2011, aanvang: 20.00
Edgar de Bruin (Jáchym Topol), Harm Damsma & Niek Miedema (David Mitchell), Liesbeth van Nes (Laurent Binet).
Gespreksleider: Arno Koek.
In: Boekhandel Blokker te Heemstede.
www.boekhandelblokker.nl
dinsdag 20 september 2011, aanvang: 20.00
Harm Damsma & Niek Miedema (David Mitchell), Jeanne Holierhoek (Marie NDiaye), Liesbeth van Nes (Laurent Binet).
Gespreksleider: Jasper Henderson.
Boekhandel Linnaeus te Amsterdam ism het Nederlands Letterenfonds.
In: Bibliotheek Letterenfonds, Nieuwe Prinsengracht 89 te Amsterdam.
www.linnaeusboekhandel.nl
dinsdag 27 september 2011, aanvang: 20.00
Harm Damsma & Niek Miedema (David Mitchell), Annelies van Hees (Jens Christian Grøndahl) en Jeanne Holierhoek (Marie NDiaye).
Gespreksleider: Stella Linn.
In: Selexyz Scholtens te Groningen.
www.selexyz.nl/winkels/28/
donderdag 13 oktober 2011, aanvang: 20.00
Harm Damsma (David Mitchell), Jeanne Holierhoek (Marie NDiaye), Liesbeth van Nes (Laurent Binet).
In: Boekhandel Van Gennep te Rotterdam.
www.de-drvkkery.nl
vrijdag 28 oktober 2011, aanvang: 16.00
Harm Damsma & Niek Miedema (David Mitchell), Edgar de Bruin (Jáchym Topol), Jeanne Holierhoek (Marie NDiaye).
In: Brasserie De Drukkerij te Middelburg.
www.boekhandelvangennep.nl
Voor reserveringen en meer informatie over de afzonderlijke avonden kunt u terecht op de website van de betreffende boekhandel.
De Vertalersgeluk-tournee is een initiatief van literair vertaler Nicolette Hoekmeijer en werd financieel ondersteund door het Nederlands Letterenfonds.
Meer informatie
Voor nadere inlichtingen over de Vertalersgeluk-tournee kunt u contact opnemen met Nicolette Hoekmeijer, organisator van de tournee, nhoekmeijer@planet.nl of tel 06 24671904
of met Hanneke Marttin, medewerker communicatie Nederlands Letterenfonds, h.marttin@letterenfonds.nl of tel 020 520 73 11 / 020 520 73 00.

Dit bericht is verzonden naar h.marttin@letterenfonds.nl door post@letterenfonds.nl.

Een beetje reclame

Uitnodiging Jubileumsymposium
20 jaar aandacht voor vrouwengeschiedenis - Kom naar de verjaardag van de SVVT!
De Stichting Vrouwengeschiedenis van de Vroegmoderne Tijd bestaat dit jaar twintig jaar en om dat te vieren verwelkomen wij u graag op ons feestelijke jubileumsymposium, dat 8 oktober plaats zal vinden in Amsterdam. Naar aanleiding van het jubileum zijn vijf spreeksters uitgenodigd wier lezingen een afspiegeling zullen zijn van de verscheidenheid aan onderwerpen die de afgelopen twintig jaar in onze bijeenkomsten aan bod zijn gekomen.
U bent van harte uitgenodigd om deze volledig verzorgde jubileumdag op 8 oktober aanstaande bij te wonen!
Programma:
10.30u.: Ontvangst met koffie/thee en inschrijving
11.00u.: Opening van het programma door voorzitter Netty van Megen
11.10u.: Eerste panel:
- Jeanne Holierhoek (zelfstandig vertaalster)
‘Een denkende Prinses: Elisabeth van de Palts’
- Lieke van Deinsen (Radboud Universiteit)
‘‘Vrede en Bondgenootschap, Twee dochtren van omhoog’: politiek, religie en emotionele aansporing in de baanbrekende pamfletten van Cornelia van der Veer (1639-1704)’
12.30u.: Uitgebreide, feestelijke lunch
13.30u.: Tweede panel:
- Kariin Sundsback (European University Institute, Florence)
‘Zelfstandig werkende vrouwen in de vroegmoderne tijd; een typisch Hollands fenomeen?’
- Annette de Wit (Marinemuseum Den Helder)
‘Zeemansvrouwen op de bres: Echtgenotes van zeevarenden en hun rol in kerk en samenleving (1600-1700)’
- Marjolein van Dekken (onafhankelijk onderzoeker)
‘Brouwen, branden en bedienen: Productie en verkoop van drank door vrouwen in de Noordelijke Nederlanden, circa 1500-1800’
16.00u.: Afsluiting
Kosten: Leden € 12,50, niet-leden € 15,00, studenten € 10,00
In de toegangsprijs inbegrepen zijn een luxe lunchbuffet, catering tijdens de lezingen en een jubileumboekje.
Wij verzoeken u vriendelijk vóór 15 september uw komst door te geven via e-mail (info.svvt@gmail.com) en het bedrag over te maken op Postbankrekening 40 52 235 t.n.v. Stichting Vrouwengeschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Elst; dit in verband met de catering.
Adres symposium:
Aristo Amsterdam Teleportboulevard 100 1043 EJ AMSTERDAM
020 - 686 08 86

dinsdag 6 september 2011

Goeie reis!



Op dit moment vliegt Marie NDiaye terug naar Berlijn. Haar kinderen verlaten geleidelijk het huis om elders te gaan studeren, terwijl hun moeder er nog altijd zo verbijsterend jong uitziet dat zijzelf in de collegebanken niet zou misstaan. Afgelopen zaterdag ontving ze op Manuscripta de Europese Literatuurprijs. Gisteravond was er een langere bijeenkomst in het Maison Descartes. Het levendige vraaggesprek met Margot Dijkgraaf werd afgewisseld met lange citaten uit haar werk, mooi voorgedragen door Florianne Gerwann.
Ik heb Marie NDiaye nog nooit zo ontspannen en open meegemaakt. Meestal wil ze niet veel commentaar geven op haar eigen werk, dat voor zichzelf zou moeten spreken, vindt ze. En daar heeft ze uiteraard gelijk in, maar toch is het altijd fijn om een auteur iets over haar werk en over de dingen daaromheen te horen zeggen.
Een selectie uit wat ik heb onthouden:
1. Ze schreef al als middelbare scholiere, niet alleen thuis maar soms ook onder de les, want dat leek haar dan belangrijker dan aantekeningen te maken over wat de docent vertelde. Het tekent haar gedrevenheid, al zal de docent het niet hebben gewaardeerd.
2. Nadat de eerste pagina’s van En famille waren voorgedragen, benadrukte ze vooral het
komische ervan. Margot Dijkgraaf kwam daar, mijns inziens terecht, tegen in het geweer: ` Je wilt toch niet suggereren dat je een komisch oeuvre hebt geschreven?’ Waarop de schrijfster toegaf dat haar verwijzing naar het komische misschien iets had van een uitvlucht. En ook ik ervaar de groteske scènes in bijvoorbeeld Drie sterke vrouwen vooral als een mogelijkheid om even op adem te komen, even afstand te nemen van de door NDiaye beschreven wereld, die vaak adembenemend wreed is.
3. Het gesprek kwam ook even op haar uitlatingen over Sarkozy en diens regering. Ze verontschuldigde zich op een uiterst sympathieke manier voor de felheid van de uitspraken van indertijd. `Alsof we uit Frankrijk gevlucht zijn voor een tiran, en dat is natuurlijk helemaal niet zo. We waren toch al van plan om te verhuizen.’ Ze ervoer het als pijnlijk om complimenten te krijgen voor haar `heldhaftig gedrag’: `voor ons is het helemaal niet moeilijk ons waar dan ook te vestigen, gewoon om weer wat nieuws te zien’. Dus die zaak is afgehandeld en opgeklaard.
4. In de afgelopen zomer las ze veel romans van Stephen King. En ze voelt enige affiniteit met de eerste romans van Régis Jauffret.    
Goeie reis Marie. Blijf schrijven! 

donderdag 1 september 2011

Worstelen met adjectieven



Uit boekbesprekingen komt soms naar voren dat recensenten een hekel hebben aan bijvoeglijk naamwoorden. Ik herlees in deze dagen Drie sterke vrouwen van Marie NDiaye, omdat er een herdruk van het boek komt en er altijd wel wat aan een vertaling te verbeteren valt. Maar NDiaye houdt juist wél van bijvoeglijk naamwoorden.
            Ik citeer tamelijk willekeurig: In de dagen daarna, roerloze, drukkende dagen, bleef de lucht grauw, maar wel was er een intens schijnsel, alsof de zee met haar schakeringen van fonkelend metaal een loden licht uitstraalde. En verder: En ze verbaasde zich niet meer over de ruwe, strijdlustige klank van haar eigen stem, die op een barse en geslachtsloze toon vragen stelde in de paar woorden Engels die ze in de eettent had opgepikt...
            In de vertaling heb ik hier en daar geprobeerd het aantal adjectieven enigszins terug te dringen. Zo’n hele reeks achter elkaar past beter in het Frans dan in het Nederlands, alleen al omdat de adjectieven zich in het Frans rondom het zelfstandig naamwoord groeperen en je ze in het Nederlands allemaal vóór het zelfstandig naamwoord moet proppen: une belle et grande maison verte – een mooi en groot, groen huis. Wat klinkt beter?
            Er zijn wel foefjes om het adjectief in het Nederlands te veranderen in een andere woordsoort. In plaats van gele, gebloemde, gekreukte jurk maak je er gele bloemetjesjurk vol kreukels van, bijvoorbeeld.
            Al herlezend raak ik opnieuw volledig in de ban van het boek. Er staat zo veel in, en alles past bij elkaar: de borende analyse van gedachten en gevoelens, de berichten uit een rauwe wereld van vluchtelingen en mensensmokkelaars, het groteske verslag van een mislukte keukeninrichting, de magische vogels...
            Marie NDiaye is a.s. zaterdagavond 3 september op Manuscripta, waar ze kort zal worden geïnterviewd door Philip Freriks. Maandagavond 5 september is ze in het Maison Descartes.  


zaterdag 20 augustus 2011

Taalbroodjes


Naar het Duits luister ik zonder professionele bijgedachten. Ik hoef er niet uit te vertalen, dat zou ik zelfs niet kunnen. De opmerkingen die ’s ochtends bij de bakker heen en weer gaan, dwars over de Kürbiskernbrötchen en Bienenstichen heen, krijgen er iets extra fascinerends door. Het lijkt wel of klanten en verkopend personeel elkaar voortdurend willen geruststellen: Hat’s geklappt? Ich weiss Bescheid. Eben! Kein Problem. Alles klar. Dit alles vrolijk en op heldere toon. Heerlijk om er geen Nederlandse equivalenten voor te hoeven vinden en voluit van het Duits te kunnen genieten. Is het mijn tobberige ziel die wil dat in al die montere uitwisselingen ook veel onzekerheid schuilt? Ik denk toch dat het echt zo is. Onzekerheid sprak in ieder geval ook uit een advertentie in de Niederrhein Nachrichten, de Stentor van de streek. Die advertentie was een huwelijksaanzoek, waarin een rijm was opgenomen: Ich liebe dich, so wie du bist -- Auch wenn das manchmal schwierig ist. Zouden die twee er wel verstandig aan doen om met elkaar te trouwen? Het kan alleen maar moeilijker worden, lijkt me.
Morgen maar weer eens gaan luisteren bij de bakker, die hier ook op zondag open is.  





zondag 14 augustus 2011

Moyland zoals het was en zoals het is


Een klein uur rijden van het vertalershuis in Straelen ligt Schloss Moyland. Ik was daar een paar dagen geleden; een vertaler kan niet permanent vertalen. Toch is er bijna altijd wel een dun draadje met het werk. In dit geval was dat het feit dat Voltaire in 1740 Schloss Moyland bezocht en daar voor het eerst Frederik de Grote ontmoette, de keurvorst van Pruisen. Het slot zag er toen minder bizar uit dan nu. Het is in de negentiende eeuw duchtig en met veel neogotische fantasie gerestaureerd, zie het plaatje hieronder. Na WO2 lag het grotendeels in puin. Ik vind het een gemiste kans dat het toen niet in de oorspronkelijke stijl is herbouwd.             
               We konden niet naar binnen, maar dat was niet erg. De tuin lag er weelderig bij, vol kruiden en bloemen, en de moderne sculpturen glansden in het zonlicht.

zaterdag 6 augustus 2011

Wilfred Oranje



Ik blader in De opstand der Nederlanden van Friedrich Schiller. Het is vertaald door Wilfred Oranje, die op 31 juli is overleden, in een enkele maand geveld door kanker. Hij vertaalde een ontzagwekkend aantal boeken, vooral uit het Duits, vooral klassieke teksten. En bovenal het verzameld werk van Freud.
            Het boek van Schiller is de enige vertaling van Wilfred Oranje die ik hier in Straelen heb kunnen vinden. De vertaler is erin te herkennen aan de gedragen stijl. Ik sla het boek open en citeer tamelijk willekeurig: `Twee zo tegengestelde karakters als Egmond en Alva konden nimmer vrienden zijn; doch een vroege naijver op het punt van krijgsroem had de hertog allang een stille vijandschap met Egmond ingeboezemd [...].’ Een persoonlijke manier van vertalen, die oudere woorden koestert en niet terugschrikt voor gecompliceerde zinsconstructies.
            Met name vanwege zijn Freud-vertaling is Wilfred Oranje een aantal jaren geleden geridderd. In 2007 mocht hij bovendien de vertaalprijs van het Letterenfonds in ontvangst nemen. De jury roemde toen de vertaling van Schiller waaruit ik zojuist citeerde: `Zonder de tekst te vereenvoudigen, te moderniseren of anderszins aan te passen is hij tot een verta­ling gekomen die je bijna niet weg kan leggen: prachtig Neder­lands, klassiek, maar niet hinderlijk ouderwets.’
            Hij werd maar 59 jaar. Wij vertalers zullen hem missen, maar dat is niets vergeleken bij de lege plek die hij in zijn familie achterlaat.       

maandag 1 augustus 2011

Roerloze reiziger



Ik ben voor de duur van een maand verhuisd naar Straelen, waar ik woon en werk in het Europäisches Übersetzer Kollegium. Mijn kamer is groot, de bibliotheek eromheen is enorm, het stadje oogt lief en keurig. Sinds twintig jaar kom ik hier geregeld. In het begin grasduinde ik ijverig in de naslagwerken, maar google en wikipedia hebben dat minder noodzakelijk gemaakt. Van belang is nu vooral dat een vertalershuis mensen samenbrengt, en het EÜK heeft dat goed begrepen. Afgelopen mei bijvoorbeeld werkte Günter Grass hier een week met een aantal vertalers die van plan waren Grimms Wörter  te gaan vertalen. Ik ben wel benieuwd wie van hen zich uiteindelijk waagt aan de vertaling van dit praktisch onvertaalbare boek. Ook duiken hier allerlei duo´s op: auteur en vertaler, mentor en aspirant-vertaler, twee vertalers die samen met één boek bezig zijn. Er worden cursussen gegeven aan studenten uit Düsseldorf, soms komen mensen van de Volkshochschule naar een lezing luisteren, middelbare scholieren proberen uit wat vertalen eigenlijk is.
            En ’s avonds aan de keukentafel voel ik mij een roerloze reiziger, een voyageur immobile, zoals Jean Giono zichzelf noemde. Vertalers uit alle windstreken vertellen verhalen over hun leven, over hun eigen literatuur, over de politieke situatie in hun land. In gedachten reis ik van Hongarije naar Denemarken, van Brazilië naar Rusland. De 110.000 boeken in de bibliotheek staan zwijgend maar welwillend te luisteren. Zij weten al veel meer dan ik. Ze worden misschien niet meer zo vaak uit de kast getrokken, maar het is wel de mooiste boekenverzameling die een vertaler zich wensen kan. 

woensdag 27 juli 2011

Feit of fictie?

Zelfs bij Descartes zitten we in een grensgebied. Dat wordt duidelijk in deel 2 van de Descartes Bibliotheek, waarin drie teksten staan: De wereld, De mens en Het zoeken naar de waarheid. De eerste twee teksten zijn een soort fabels waarin de filosoof als een demiurg, vanuit het niets, een wereld creëert naast de wereld zoals wij die kennen. In zijn zelfgeschapen wereld plaatst hij vervolgens levende wezens. Wereld en mens gaan in die fabels overigens steeds meer lijken op onze eigen situatie. De fabel-constructie was vooral bedoeld om eventuele kritiek van de kant van de autoriteiten te ontwijken. Ach, het is maar een verzinsel, zou hij altijd kunnen zeggen. Desondanks heeft Descartes op het laatst afgezien van publicatie, uit angst dat hem hetzelfde zou overkomen als Galilei: een veroordeling door Rome.   

            Een tweede fantastisch element in deze teksten is de deeltjestheorie. Descartes meende dat het hele universum was opgebouwd uit allemaal eendere deeltjes. Hij verklaart alle verschijnselen met behulp van de beweging van die deeltjes, die samenklonteren, zich splitsen, snel voortgaan of zich juist niet verroeren. Hij kiest voor deze theorie vanwege de eenvoud ervan, niet omdat hij de deeltjes heeft waargenomen. Maar eenvoud alleen is niet genoeg. Op het gebied van de natuurkunde is Descartes spoedig verdrongen door Newton. 
            Moeten we De wereld en De mens aanduiden als filosofie of als literatuur? Ik stop voorlopig met het plakken van etiketten en volsta met een diepe buiging voor de grote en veelzijdige filosoof, die een forse stap heeft gezet in de ontwikkeling van het denken en zijn gedachten ook nog pakkend wist te verwoorden.
(Foto: Paul Eyckelhof)
                        

dinsdag 19 juli 2011

Benauwenis

Deze roman bestaat uit drie verhalen over drie jonge Afrikaanse vrouwen. Elk verhaal eindigt met een contrapunt, dat uitzicht biedt op verzoening. Khady Demba, de hoofdpersoon van het derde verhaal, probeert te overleven in een genadeloze wereld van armoe en uitbuiting. Ze sterft uiteindelijk halverwege het hek dat Afrika scheidt van de weg naar Europa. Tot het einde toe vindt ze kracht in de gedachte dat ze iemand is, een unieke persoon met een eigen naam. Meer dan die naam heeft ze eigenlijk niet. Het lijkt bijna niets, twee woorden, Khady Demba, maar de nadruk die erop wordt gelegd, tekent het belang van de taal in dit boek.
            Er komen actuele onderwerpen in aan de orde: mensensmokkel, een Senegalese vader die zijn kind ontvoert, de verscheurdheid tussen twee culturen. Juist dankzij de taal blijven  het banale en het sentimentele op afstand, en blijven ook de verontwaardiging en de betrokkenheid van de auteur versluierd. Maar het effect is des te sterker.
Marie NDiaye verpakt de drie vrouwenlevens in de stijl die we van haar kennen: lange zinnen, genuanceerde woorden, geen enkele kant-en-klare uitdrukking. De gebeurtenissen worden er extra benauwend door, ingesnoerd als ze zijn in adembenemende zinsconstructies, die zo lang voortrollen tot het bijna pijn gaat doen. En er zit ook al geen lucht tussen de verteller en de hoofdpersoon, want als lezers nemen we alles waar zoals de hoofdpersoon het ervaart. Als we bijvoorbeeld iets te weten komen over het uiterlijk van Khady Demba, is dat omdat ze zichzelf bekijkt in het spiegeltje van een vrachtwagen, of omdat ze een blik vol afgrijzen ziet in de ogen van een potentiële verkrachter, die haar te scharminkelig vindt om zich aan te vergrijpen. In andere boeken kunnen we de uitweidingen van de verteller nog weleens als vluchtheuveltje gebruiken wanneer een verhaal te schrijnend wordt. We kunnen dan samen met de verteller even afstand nemen om een en ander te verwerken. In Drie sterke vrouwen wordt zo'n stapje terug ons niet gegund. Ik vind het een prachtige roman, maar het is geen vrolijk vakantieboek.

maandag 11 juli 2011

De beschamende feiten

Het lijkt wel of ik alleen nog romans lees vol ware gebeurtenissen. Nu net weer Les jouets vivants (`Levend speelgoed’), geschreven door Jean-Yves Cendrey en verschenen in 2005 bij Seuil. Cendrey hoort op een bepaald moment dat een onderwijzer in zijn Normandische dorp kinderen seksueel misbruikt. De auteur gaat op onderzoek en is verbijsterd over wat hij ontdekt: het grote aantal slachtoffertjes (niet de bijdehandjes uiteraard, maar de kwetsbare kinderen); de andere onderwijzers die het maar laten gebeuren; de ouders die hun kinderen niet geloven of die vergeefs zijn gaan klagen bij de schoolarts, bij de inspectie. De auteur bijt zich in de zaak vast en brengt de onderwijzer op een ochtend eigenhandig naar de politie. Uiteindelijk belandt de man voor een aantal jaren in de gevangenis.
            Het zijn allemaal echte feiten. Na de reeks van berichten die de laatste jaren in de media zijn verschenen, verbazen we ons misschien niet eens meer. Hoogstens is er de schaamte, te leven in een maatschappij waarin kinderen kennelijk onbeschermd zijn. Ik herinner me de moord op de vierjarige Mathias in mei 2006 in wat een poos `mijn' Franse dorp was, Moulins-Engilbert. De moordenaar woonde pal aan het dorpsplein, maar totdat hij was gevonden en gearresteerd, leefde in het dorp het idee dat de dader waarschijnlijk een zwerver was, en intussen ongetwijfeld alweer ver weg. De sfeer die er toen in Moulins-Engilbert hing, hoop ik nooit meer mee te maken: mensen die in zichzelf gekeerd liepen te huilen, radiowagens en journalisten voor de supermarkt, overal een dikke stilte en daarboven het geronk van een zoekende helicopter.  
            Jean-Yves Cendrey had al een hele reeks boeken op zijn naam staan voordat hij Les jouets vivants schreef. De roman – want zo noemt hij het boek -- bevat een aantal onbarmhartige portretten van zijn mededorpsbewoners. Zijn scherpe pen maakt korte metten met de illusie van het idyllische Franse platteland. Geen folkloristisch stokbrood, geen gezellige saamhorigheid, maar gezinnen die onder het eten gezamenlijk naar een pornovideo kijken.
            Tegenwoordig woont Cendrey in Berlijn.  

maandag 4 juli 2011

Weg met mij

Elisabeth van de Palts (1618-1680) is vaak in mijn gedachten, maar meestal als een zwijgende aanwezigheid. De kunst om op de achtergrond te blijven verstond ze voortreffelijk. Bijna alle sporen van haar bestaan heeft ze zelf uitgewist, en het is louter toeval dat haar brieven aan Descartes ergens in de jaren 1870 alsnog werden gevonden, in de vorm van kopieën van kopieën, of misschien daar weer kopieën van.
Haar broers en zussen deden veel meer van zich spreken. Wat een woelig en origineel clubje! Broer Maurits was piraat, zus Louise Hollandine schilderde, Filips nam op klaarlichte dag eerwraak en stak een Franse officier neer op het Lange Voorhout in Den Haag, Rupert werd admiraal, om er een paar te noemen. De jongste zus, Sophie van Hannover, schreef memoires en reisverslagen. Onlangs was ik in Bad Iburg, waar Sophie ruim tien jaar woonde. Het kasteel staat er nog. Het portret van Sophie en haar man, Ernst August van Hannover, hangt er nog. Van Elisabeth is gelukkig ook een mooi portret bewaard gebleven in het museum in Heidelberg, geschilderd door Gerard van Honthorst. En ondanks haar hang naar onopvallendheid ga ik op 8 oktober het een en ander over Elisabeth van de Palts vertellen, op de jubileumdag van de Stichting Vrouwengeschiedenis van de Vroegmoderne Tijd.  

donderdag 16 juni 2011

De ondraaglijke feiten

In De Groene Amsterdammer van 9 juni staat een interview van Joost de Vries met Laurent Binet. Het gaat vooral over HHhH, de roman van Binet die geen roman wil zijn maar het toch is. Daarnaast levert Binet uitvoerig kritiek op De welwillenden van Jonathan Littell. De nazi's in de roman van Littell zijn geen kinderen van de negentiende en twintigste eeuw, betoogt Binet, maar `postmoderne nihilisten'. Max Aue, de hoofdpersoon, is al helemaal geen representatieve nazi. Want de nazi's waren, aldus Binet, `voor het merendeel geen nihilisten, maar juist believers, fanatiekelingen die het verstand uitdraaiden en domweg deden wat van hen verlangd werd omdat het een gedeeld ideaal diende.'
            Max Aue is inderdaad geen doorsnee-mens, zelfs geen doorsnee-nazi. Wat dat laatste betreft: ik meen te hebben begrepen dat zich onder de nazi's allerlei types bevonden: kille carrièremakers, machtswellustelingen, sadisten, saaie ambtenaren, hysterici, opportunisten, gefrustreerde mislukkelingen, onnozele halzen, en ook weer combinaties daarvan. Littell zelf heeft in Het droge en het vochtige geprobeerd de fascistische persoonlijkheidsstructuur te doorgronden: een interessant boekje, maar vooral omdat het enig licht werpt op de weerzinwekkende Léon Degrelle.
            In De Welwillenden zie je Max Aue veranderen. Aanvankelijk is hij tamelijk overtuigd van de juistheid van de nazistische denkbeelden. Hij is niet opportunistisch en schrijft waarheidsgetrouwe rapporten, ook al weet hij dat die bij zijn superieuren niet in goede aarde zullen vallen. Voor straf wordt hij zelfs naar Stalingrad gestuurd. Maar in de loop van het boek kan de lezer zien wat geweld -- geweld zien, zelf geweld plegen -- met iemand doet. Aan het eind van de oorlog deinst Aue nergens meer voor terug.
            De welwillenden begint met een `Toccata': we zitten in de jaren zeventig en Max Aue, die onder een andere naam een nieuw leven heeft opgebouwd, blikt terug. Het is het verhaal van een cynische, kwaadaardige man op leeftijd. Ik heb weleens het idee dat de Toccata nogal wat lezers het zicht op de rest van de roman heeft ontnomen. Misschien geldt dat ook voor Laurent Binet?      

dinsdag 7 juni 2011

Niets dan de feiten

Laurent Binet schreef een roman over de aanslag op Reinhard Heydrich. Het mocht van Binet geen geschiedenisboek worden. Anderzijds wilde hij zich in zijn roman beperken tot wat historisch vaststaat. Op die manier is het boek niet alleen een adembenemend verslag geworden van dramatische gebeurtenissen, maar ook een weergave van de worsteling van een auteur met een zelfgestelde voorwaarde: de feiten vertellen, en niets dan de feiten. Probeer niet je te verplaatsen in de gevoelens van je historische personages, smuk je verhaal niet op met gefantaseerde details, voeg zelfs niet toe dat iemand rood wordt van ergernis als je het niet in een of ander document hebt gelezen.
            Soms maakt die eis een wat geforceerde indruk, maar geleidelijk raken het strikte standpunt van de schrijver en de voortgang van het verhaal overtuigend met elkaar verweven. Ook groeit de schrijver als het ware steeds meer naar zijn helden toe. Je merkt hoe moeilijk hij het vindt om hun laatste uren te beschrijven. En het moet inderdaad verschrikkelijk zijn geweest, daar in de crypte van de Praagse kerk, waar de vier overlevende verzetsstrijders werden belegerd door 700 SS’ers. Hun laatste kogel bewaarden ze voor zichzelf. Ze maakten een eind aan hun leven in de wetenschap dat ook Heydrich dood was. Er was hun verder verteld dat in het dorp Lidice honderden onschuldige burgers waren vermoord, bij wijze van wraak. Dat heeft het sterven voor deze dappere jongemannen misschien iets minder moeilijk gemaakt.   
            Binet verwijst in HhhH meer dan eens naar De Welwillenden van Jonathan Littell. Ik kan het waarschijnlijk niet laten daar een volgende keer iets over te schrijven.
            HhhH staat op de shortlist voor de Europese Literatuurprijs, een initiatief van Spui25, het NLF, Boekhandel Athenaeum en de Groene. Dit sympathieke initiatief geeft een centrale plaats aan het vertaalde boek. En ja, zonder vertaalde boeken zou het in de boekwinkels erg leeg worden. HhhH is vertaald door Liesbeth van Nes.
             

woensdag 1 juni 2011

Vergeving

Nu is hij dus toch gestorven: Hans Keilson. Soms worden mensen zo oud en blijven ze bovendien zo kwiek dat je hen van onsterfelijkheid gaat verdenken. Toen zijn boeken voor het eerst verschenen, kon Duitsland zich nog geen genuanceerde benadering van WO2 permitteren. Gelukkig kreeg zijn oeuvre een tweede kans. Wat me van In de ban van de tegenstander vooral is bijgebleven, is het verhaal van de vader met zijn rugzak. Tegenover zijn vrouw doet de vader of er geen gevaar dreigt. Ze zijn immers ziek en oud, zij hoeven niet in een trein naar het oosten. Maar stiekem pakt hij een rugzak in. Hij wil haar niet bang maken, dus steeds neemt hij onopvallend een dingetje mee naar de zolder: zeep, aspirines, chocola. `Een mens kan nooit weten,’ zegt hij tegen zijn zoon. `Maar jij, jij moet een koffer pakken, geen rugzak.’ En de zoon reist naar Nederland, overleeft, pleit vervolgens voor vergeving. Nog meer dan een genie – zoals hij op de voorkant van het boek wordt genoemd – was Hans Keilson een goed mens.

dinsdag 24 mei 2011

Ontmoeting in Schwetzingen

Onlangs was ik in Schwetzingen,  een stadje in de buurt van Heidelberg. Jaarlijks worden daar in het Schloss de Festspiele gehouden, een verrukkelijk evenement voor muziekliefhebbers. Ik woonde concerten bij in de jachtzaal, in de Mozartzaal en in het Rococotheater. Dat theater werd geopend in mei 1753. In augustus van hetzelfde jaar 1753 vertoefde Voltaire twee weken in het slot. Hij had een groot conflict achter de rug met Frederik de Grote van Pruisen, hij was zwaar vernederd en zou Frederik nooit meer terugzien. Hij kwam naar Schwetzingen om zijn wonden te likken. Bij wijze van troost kon hij de opvoering van verschillende van zijn eigen toneelstukken bijwonen, in hetzelfde schattige theatertje als waarin ik mocht luisteren naar het Kurzpfälzisches Kammerorchester. In 1753 was Émilie al dood, maar ze was ongetwijfeld nog in zijn gedachten. Zij had hem altijd gewaarschuwd voor de grillige, heerszuchtige Frederik.

Rococotheater in het Schloss van Schwetzingen. Er is plaats voor ongeveer 530 personen, 1/3 van het aantal personen dat het Muziektheater in Amsterdam kan herbergen.
.