zaterdag 30 november 2013

Verbrokkeld Noorden


In het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde staan altijd korte teksten over leden die recentelijk zijn gestorven. Zulke teksten worden `levensberichten’ genoemd, en dat klinkt toch aangenamer dan In memoriam. Voor het komend jaarboek heb ik geprobeerd een korte beschrijving te geven van het leven van Diederik Grit, vooral van de professionele kant daarvan. Het bood me de gelegenheid nog eens te bladeren in zijn proefschrift getiteld Driewerf zalig Noorden. Daarin wordt geschetst wat een verbrokkeld beeld ons in de loop der jaren eigenlijk is voorgeschoteld van de Scandinavische literatuur: Ibsen naast Het geslacht Björndal, Kierkegaard naast Andersen, en daartussen vele lege plekken. Het beeld hangt van toevalligheden aan elkaar. Voor liefhebbers een spannend betoog, waarin losse elementen in een verrassend verband worden geplaatst. En een model voor andere receptiestudies.

Het levensbericht zelf staat hieronder:

Diederik Christoph Grit
Groningen 22 maart 1949 − Maastricht 6 maart 2012*

‘Veel Nederlanders laten zich er graag op voorstaan dat ze Engelse literatuur in het origineel lezen, met als argument: “in een vertaling gaat altijd zoveel verloren”. Ik ben ervan overtuigd dat juist voor deze snobs zelf heel veel verloren gaat, doordat ze moeten gokken naar de precieze betekenis van allerlei Engelse woorden. Ze zouden vreselijk falen als je ze vroeg een willekeurige bladzijde in zijn geheel te vertalen.’

maandag 25 november 2013

Zonder techniek

Het artikel over Sandfort moet nog worden uitgebreid met een analyse van zijn Céline-vertaling. Een technisch verhaal wordt dat. Hieronder dan ook de ingekorte versie, de geschiedenis van een vertaler die onverdroten zat te werken, vaak in de bibliotheek. In die zin was hij dus een `zichtbare vertaler'. 
De illustratie is van Gustave Doré: de reus Gargantua eet zes pelgrims in zijn salade. De pelgrims proberen wanhopig aan zijn malende kiezen te ontkomen.  

Een eenzame ploeteraar: J.A. Sandfort

Wie op de site van antiqbook.nl zijn naam intikt, ziet prompt een reeks van boektitels op het scherm verschijnen. Van Montesquieu tot D.H. Lawrence, van Yourcenar tot abbé Prévost, van Boccaccio tot Maxim Gorki: allemaal nam hij ze onder handen. Frans, Engels, Italiaans én Russisch? Zo veelomvattend was zijn talenkennis vermoedelijk niet, hij vertaalde ook wel via onduidelijke omwegen. Hij bewerkte (De moeder van Gorki), selecteerde (uit de Perzische brieven van Montesquieu) en correspondeerde (met L.-F. Céline). Zijn vertalingen zijn verdrongen door andere, modernere en vaak betere. Wat vooral blijft is zijn correspondentie met Céline, die jaren na zijn dood alsnog in druk verscheen.

maandag 18 november 2013

Ingedikte Perzen

Op verzoek van het tijdschrift Filter verdiepte ik me de afgelopen tijd in leven en werken van de vertaler J.A. Sandfort (1893-1959). Zijn leven lijkt me uit de verte gezien tamelijk treurig, zijn vertalingen zijn vergeten en vrijwel onvindbaar. Het bekendst is hij gebleven dankzij Peter Altena en Michel Uyen, die in de jaren tachtig zijn archief vonden en uitpluisden, waarna ze zijn correspondentie met Céline hebben gepubliceerd, opgesierd met het enige portret dat ze uit dat archief hadden kunnen opdiepen en dat ook al niet erg vrolijk is.

Ik kende al iets van Sandforts werk omdat hij de Perzische brieven van Montesquieu had vertaald, later door mij weer opnieuw vertaald. Zijn vertaling verscheen in 1939 bij de Wereldbibliotheek. Ik kijk altijd graag nog even in oudere vertalingen om na te gaan hoe bepaalde netelige kwesties door mijn voorganger zijn opgelost. Dat doe ik in het laatste stadium, om beïnvloeding te vermijden. Ik hoefde me in dit geval niet beschroomd te voelen dat ik Sandfort als het ware verdrong: zijn vertaling was al zo lang alleen nog antiquarisch verkrijgbaar, en bovendien had hij een kwart van het origineel weggelaten. Montesquieu kon niet meer protesteren, anders dan Céline toen Sandfort hem vroeg of hij diens Voyage au bout de la nuit met een kwart mocht inkorten. Dat protest van Céline was zo heftig dat de uitgever prompt inbond. In die tijd heerste overigens algemeen de opvatting dat Voyage au bout de la nuit te lang was.
     In Sandforts vertaling van de Lettres persanes is geen enkele brief van en naar het serail terug te vinden. De Nederlandse lezers van toen hadden dus geen weet van de intriges van eunuchen en haremvrouwen, noch van de passie en het geweld waar de roman in uitmondt. Sandfort schreef bij zijn vertaling een uitvoerige inleiding, maar daarin staat niets over de inhoud van de weggeselecteerde brieven, noch over de reden waarom ze waren geschrapt. Overdreven preutsheid? Er gebeurt in dat serail natuurlijk wel het een en ander, al zal een hedendaagse jongeling niets opwindends zien in wat allemaal tamelijk omslachtig wordt gesuggereerd. Uitgeverij de Wereldbibliotheek had zich in de vooroorlogse jaren tot taak gesteld het volk te verheffen, misschien was dat de reden? Het volk diende wijze lessen tot zich te nemen over culturele verschillen. Haremverhalen pasten daar misschien niet zo bij, al vormen ze wel de rode lijn die het boek tot een aangrijpende roman maakt, tot een schreeuw van protest tegen de machteloze positie van de vrouw in het toenmalige Perzië. 
     Mijn bredere verhaal over Sandfort komt nog.

maandag 14 oktober 2013

Foucault voorlopig dicht

De vertaling is klaar. Bijna tien maanden lag het boek op mijn bureau: La naissance de la biopolitique. De titel is wat misleidend: Michel Foucault was weliswaar van plan het collegejaar 1978-1979 aan het thema `biopolitiek' te wijden, maar hij bleef algauw steken bij het liberalisme in zijn vele vormen - het klassieke liberalisme, het ordoliberalisme, het anarcholiberalisme... - en kwam daardoor niet meer toe aan concretere zaken als gezondheidszorg en geboorteplanning. In zijn samenvatting schrijft hij dat hij het liberalisme niet zozeer ziet als een min of meer coherente doctrine, en ook niet als een politiek waarmee een aantal duidelijk afgebakende doeleinden wordt nagestreefd, maar meer als een kritische reflectie op de bestuurspraktijk. Aan de inhoudelijke aspecten van de bestuurspraktijk zelf komt hij niet meer toe. Desondanks blijft het boeiende lectuur voor iedereen met filosofische dan wel economische belangstelling. Er komen vele onderwerpen langs, variërend van het panopticon van Jeremy Bentham via het Wirtschaftswunder als de rechtvaardiging van een staat die zijn bestaansrecht moest zien te heroveren, tot en met de vraag waarom welgestelden minder kinderen krijgen dan arme mensen.
         Deze colleges, die Foucault indertijd gaf aan het Collège de France, werden druk bezocht: er waren twee zalen nodig om de belangstellenden te kunnen bergen. De toehoorders zaten zelfs in de gangpaden en Foucault moest over de mensen heen stappen om het spreekgestoelte te kunnen bereiken. Hijzelf betreurde die overmaat aan populariteit, die hem verhinderde met zijn publiek in discussie te gaan.
           Via allerlei omwegen ben ik dan toch eindelijk tot diep in zijn denken gekomen. Het zal in 1971 zijn geweest dat mijn kennismaking begon: één college van Foucault in Vincennes, toen we in Parijs op excursie waren onder leiding van professor Heering. Daarna was ik bij de discussie die Foucault in Eindhoven voerde met Noam Chomsky. Die discussie is nog integraal te beluisteren en te bekijken dankzij het onvolprezen you tube: veel langharige studenten daar in die zaal, en op het podium de kale Fransman en de klassiek geknipte Amerikaan.
Twintig jaar later vertaalde ik Michel Foucault, de biografie van Didier Eribon. Foucault dook ook nog even op in De man die naliet mij het leven te redden van Hervé Guibert (SUN: Nijmegen 1992). En nu dan, alweer ruim twintig jaar later, eindelijk het echte werk. 
           De Franse tekst is de opgetekende weergave van bandopnames die indertijd ter plekke zijn gemaakt, hier en daar aangevuld met de aantekeningen die Foucault ter voorbereiding op schrift had gezet. Dat te vertalen vergde een vrijere benadering dan ik gewend ben. Er worden veel stoplappen gebruikt, de herhalingen zijn soms erg nadrukkelijk. Je merkt dat de spreker op die manier probeert de draad van zijn redeneringen en de constructie van zijn lange zinnen vast te houden. En soms raakt hij de taaldraad - nooit de denkdraad - kwijt. Dan begint hij met een `enerzijds' en zoek je als vertaalster vergeefs naar het `anderzijds'. Of hij begint met een `maar', zonder dat er sprake is van een tegenstelling. Ik moest het inzicht in zijn redeneringen langzaam veroveren om elk woord met overtuiging te kunnen vertalen, maar het is gelukt, en het was heerlijk mijn brein zo te tarten.

dinsdag 1 oktober 2013

Zuster Trui

Het is een klein boekje: 100 pagina´s, samengedrongen in een formaat van 10 cm breed bij 20 cm hoog. Ik kreeg het cadeau toen ik nog op de lagere school zat. Het overleefde enkele boedelscheidingen en nog meer verhuizingen. Gisteren sloeg ik het na ruim een halve eeuw weer eens open. Flitsen uit Delft´s verleden, verschenen in 1946 en geschreven door A. van Peer, die voor zijn stad een warme belangstelling koestert en veel weet over de Delftse geschiedenis. Hij gebruikt iets te veel adjectieven, maar dat past goed bij de zwartwitfoto´s en bij het bruinbespikkelde papier: `Hier sleet zij haar eenzame dagen en telde de schuifelende uren van de lange nachten.'
               Wie is die `zij'? Dat is Zuster Trui, die zich volgens een niet nader genoemde kerkkroniek omstreeks 1412 liet inmetselen aan de zuidoosthoek van de Nieuwe Kerk. Ze bleef voorgoed in haar kluis en stierf in 1459, zevenenveertig lange jaren later. Van alle verhalen over vroeger die in het boekje worden opgedist, is dit me het beste bijgebleven. Na al die jaren hoef ik het eigenlijk niet opnieuw te lezen, het heeft zich indertijd in mijn kinderziel gegrift. A. van Peer probeert zich in te leven in de situatie van deze kluizenares, maar mijn verbeeldingsvermogen weigert resoluut dienst. Hopelijk had Zuster Trui een hartkwaal en viel ze ineens dood neer. Ik lees ook nog dat na haar dood de kluis werd afgebroken en dat ze op die plek is begraven. Dicht bij het altaar en alweer stilletjes wachtend, ditmaal op het einde der tijden.

maandag 23 september 2013

Coppens & Frenks, bedankt!



Ze stoppen ermee. De afgelopen jaren verschenen de nieuwe uitgaven in een steeds trager tempo, en daardoor hadden ze ook steeds minder geld om in volgende boeken te kunnen investeren. In mijn boekenkast staat een plank vol met een aantal van hun elegante, klassieke werken. En mijn collectie C & F is verre van compleet. Het zijn boeken in een linnen band met stofomslag, goede vertalingen op mooi papier. Altijd voorzien van een nawoord dat auteur en werk in een context plaatst. De hoofdpersonen zijn vaak mensen die in de verdrukking zijn geraakt en worstelen met het leven. Maar hun esthetisch verwoorde verwarring biedt de lezer gezelschap en troost. 
             In de flat van George Coppens lagen de boeken hoog opgestapeld, want elders opslaan was te duur. Als ik bij hem op bezoek kwam, fantaseerden we over alle Franse romans die eigenlijk nog moesten worden vertaald. Maar de lijst was frustrerend lang in verhouding tot de beschikbare middelen. Geweldig wat C & F desondanks aan schitterende werken de wereld in hebben gestuurd. Hun grootste cadeau aan mij was de opdracht om een roman van Jean Giono te vertalen. Het bleef wat Giono betreft bij Het zingen van de wereld, maar ik vertaalde voor C & F nog andere werken, bijvoorbeeld van Ionesco en Maupassant. Tegenwoordig vind ik het overigens ook fijn om mijn lievelingsauteurs gewoon te lezen, in plaats van me in het tijdrovende annexatieproces te storten dat vertalen heet.

dinsdag 10 september 2013

Souvenirs uit Straelen

Welke mooie herinneringen heb ik zoal meegenomen naar Delft? Ik denk terug aan de piepkleine synagoge in Issum, die we op een zondagmiddag bezochten. In de Kristallnacht is dat gebouwtje gespaard gebleven, waarschijnlijk omdat vlakbij een belangrijke nazi woonde die vreesde dat zijn eigen huis in brand zou vliegen. Eens per maand kun je er nu een tentoonstellinkje bekijken in een voormalig leslokaaltje -- ik kan niet anders dan verkleinwoorden blijven gebruiken.In de synagoge zelf wordt een film vertoond over de joodse gemeenschap in Niederrhein. En je kunt afdalen naar de Mikwe, een bad in de kelder dat bedoeld was voor rituele reinigingen.
Ik herinner me de gesprekken op de afscheidsborrels in het vertalershuis, waar het immers altijd een komen en gaan is. Gesprekken vol taalgrappen en boektitels, waarin achteloos tentoongespreide eruditie en huishoudelijke bekommernissen elkaar afwisselden. Op één zo'n borrel werd voorgelezen uit Meyers Konversations-Lexicon, waaruit bleek dat rond 1890 wel erg simpel en globaal over nationale eigenschappen werd gedacht: de Nederlanders zijn traag, de Finnen sluw, de Roemeense vrouwen bijzonder frivool... Over de Duitsers liet Meyer zich voor het gemak niet uit.
Ik herinner me ook mijn bovenbuurvrouw Renate Schmidgall, vertaalster uit het Pools en dichteres. Ze publiceert in tijdschriften en gaf mij toestemming iets van haar werk op mijn blog te zetten. Hier volgen twee van haar gedichten.

IM Ohr bitter, in der Nase salzig,
und die rauhe Rinde des Birnbaums
vor dem Haus -- mit Mund und Händen
erfuhren wir die Welt.

Und wie ich damals in jedes 
erleuchtete Fenster schaute:
sich von aussen finden, da man
innen nicht sein kann.

Wenn wir heute den Schlaf teilen,
den Schweiss, geborgen
wie im Früchtwasser: für eine Nacht
unschuldig wie Kinder und Tiere.

UNGEÖFFNET
So schleppe ich meine Kindheit von Wohnung
zu Wohnung, ungeöffnet. Als käme irgendwann
die Erleuchtung aus diesen Kisten,
ein Blitz, der alles erhellt; die trockene
Kehle, wenn die Luft, von Wein gesättigt,
in lauten, rauchigen Zimmern steht, wenn
uferlos Lachen die Wände durchbricht;
die Angst im Bauch, wenn einer die Tür schliesst.

zondag 25 augustus 2013

Vergelijkbare problemen in Duitsland


Men maakte mij attent op een artikel in de Kölner Stadt-Anzeiger omdat mijn naam er even in opduikt: http://www.ksta.de/kultur/literatur-uebersetzer-der-nachwuchs-schwindet,15189520,24058766.html De teneur van het stuk is dat vertalers weinig verdienen en dat het vertalersbestand aan het vergrijzen is.
         Het een hangt ongetwijfeld met het ander samen: de financiële situatie van de vertalers – literair vertalers en boekvertalers in het algemeen – verslechtert. Wat zo stevig leek te zijn opgebouwd in de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw, wordt nu genadeloos weer afgebroken: uitgevers brengen minder titels, boekwinkels sluiten, e-books kun je gratis krijgen, bibliotheken krimpen, consumenten hebben voor een boek nauwelijks meer iets over.
         Dat alles heeft gevolgen voor de vertalerij: minder opdrachten, bevroren en zelfs dalende tarieven. Allicht kiezen jongeren dan een ander beroep, ik kan ze op dit moment niet anders dan gelijk geven.
         Overigens vraag ik me af of alleen jongeren jongerentaal kunnen vertalen, zoals in het artikel wordt gesuggereerd. Ik herinner me een vertaalwedstrijd van anderhalf jaar geleden. De opgave was het omzetten van het gedicht `Ik ween om bloemen in de knop gebroken´ (van Kloos) in straattaal. De winnares van toen, Geertrui Marks, hoort meer tot mijn eigen leeftijdsgroep dan bij de jongeren. En zie toch maar eens het fraaie resultaat:


vrijdag 16 augustus 2013

Mijn vrienden in de kast

Weer even terug in Straelen, waar ik in het Europäisches Übersetzer Kollegium de laatste hand leg aan een boek van Foucault. Geen omgeving is zo geschikt voor de opperste concentratie die nu van me wordt gevergd.
Het is altijd weer een verrassing welke kamer je hier toebedeeld krijgt. Dit keer heb ik Zimmer 1, die via een glazen deur naar het tuintje leidt. Dat komt goed uit in deze zwoele nazomer. Verder is het de kamer met Filosofie A-M, inclusief Foucault en Descartes.
De bibliotheek van Straelen bestaat voor een deel uit naslagwerken, die een systematisch opgebouwd geheel vormen en in het centrale gedeelte staan. Het andere deel is het resultaat van giften, nalatenschappen, zolderopruimingen enzovoort. Wat hier van Foucault staat is dan ook bepaald niet compleet. Hetzelfde geldt voor Descartes, die daar bovendien staat als een zwijgend verwijt. De uitgave van de Descartes Bibliotheek van uitgeverij Boom heeft immers vertraging opgelopen. Dat heeft te maken met haperende bijdragen van andere instanties. Ooit zal het werk van Descartes volledig in het Nederlands verkrijgbaar zijn, deskundig omgeven door inleidingen en noten. Maar vooralsnog blijft het bij deel III. 

maandag 5 augustus 2013

Tekst in nevelingen

Nog even terug naar Bayreuth, waar de première van de Ring schijnt te zijn geëindigd in een pandemonium: boegeroep en schril gefluit vanuit de zaal, op het toneel een regisseur die het publiek tartte en ophitste. Ik ben eigenlijk blij dat ik daar niet bij was. Na afloop van `onze' generale repetities werd maar kort geapplaudisseerd zonder dat de uitvoerenden zich nog lieten zien, en dan ben je als publiek snel klaar.
Na die woedende confrontatie van publiek en regisseur wordt intussen op het internet met wat meer afstand en rust gediscussieerd. Hoe de fragmentarische opbouw te duiden? Kreeg Frank Castorf geen greep op de stof, of heeft hij uitdrukkelijk geprobeerd de versplintering van de huidige tijd te weerspiegelen? Wagner vertelt grote verhalen, maar de tijd van de grote verhalen is voorbij, zoals ons door enkele Franse filosofen wordt voorgehouden. Misschien heeft de regisseur daarom zo’n regen van snippers over ons uitgestrooid? Andere vraag: drijft Gunther een dönertentje, of staat dat tentje bij de fabriek waarvan Gunther directeur is? (zie het plaatje hierboven) En ook nog: moeten de krokodillen die op het toneel rondkruipen het kapitalisme symboliseren? Dat laatste is mij echt ontgaan, daarvoor had ik het verhaal van Dostojevski `De krokodil’ paraat moeten hebben, of een citaat van de Duitse cabaretier Urban Priol. En zo wordt er op het internet exegese gepleegd, wordt er gewikt en gewogen.
Castorf heeft gewrikt en gesleurd aan de traditie, maar een andere traditie lijkt onaantastbaar: er is in het Festspielhaus geen boventiteling. Ik vond dat een gemis. De gezongen teksten waren niet goed te verstaan, ook niet voor de Duitsers in ons gezelschap. De stemloze medeklinkers kwamen er vooral aan het eind van de zinnen met bijna pijnlijke helderheid uit: in der Sonne Glut, wirst du verrückt enzovoort. Maar daar moesten we het mee doen. Natuurlijk heb je de grote lijn wel in je hoofd en tevoren kun je de hele tekst nog eens doornemen, maar dan blijven toch niet alle details hangen. En dat terwijl Wagner een genuanceerd en diepgravend verhaal vertelt, hij heeft echt iets te zeggen. Zijn stijl is verre van soepel en de manier waarop hij zich uitdrukt  is soms regelrecht irritant, met al die inversies en gewrongen zinsconstructies, maar de inhoud is tamelijk essentieel. Geef mij dus wat de boventiteling betreft maar het Muziektheater in Amsterdam, waar we zin voor zin de Nederlandse vertaling kunnen meelezen. Het extra voordeel van een vertaling is ook nog dat de tekst weer frisser en spannender wordt. Dat laatste is Ring-vertaalster Janneke van de Meulen wel toevertrouwd.


dinsdag 30 juli 2013

Contrasten: Bayreuth en Delft


Vorige week de Ring op de Festspielhügel, in een tamelijk woeste enscenering: soms werd er op het toneel op vier niveaus tegelijk gevochten, gezongen, geleden en geloerd, geïntrigeerd en gevrijd. En dat alles in een modern decor, waar het Rheingold was ingeruild voor olie en benzine, waar Fafner door Siegfried werd doodgeschoten met wat ik inschatte als een machinepistool, waar het Germaanse woud had moeten wijken voor een reconstructie van Alexanderplatz, Berlin. De reacties van het publiek waren gemengd. Ikzelf vond het wel een geweldige belevenis. De signalen en symbolen die vanaf het toneel de zaal in werden geslingerd zullen me ongetwijfeld niet allemaal hebben bereikt, of hoogstens mijn onbewuste, maar de zang en de wondermooie klanken van het orkest drongen des te intenser tot diep in mijn oren.
En vervolgens was er het Chamber Music Festival in mijn eigen Delft. Ik ging er al jaren heen, maar nu kon ik er voor het eerst wandelend naartoe. Zo veel minder spektakel in het Prinsenhof dan in het Festspielhaus, maar op een andere manier even mooi, even aangrijpend. Ik herinner me vooral het strijkkwartet nr. 23 van Haydn, uitgevoerd tijdens de (preek)stoelendans die ons naar de Hippolytuskapel voerde, alsook het Quatuor pour la fin du temps van Messiaen en Miroir de peine van Hendrik Andriessen. Ja, van Andriessen, en van wie nog meer? De tekst is van Henri Ghéon, maar dat was men vergeten te vermelden. Die tekst werd wel uitgedeeld, plus een vertaling waarvan het maar beter was dat de vertaler niet werd genoemd, want die vertaling was niet best. Dat laatste stoort me dan wel weer, omdat het de gemiddelde mens sterkt in de maar al te gangbare opvatting dat vertalingen zich niet kunnen meten met het origineel. Lenneke Ruiten zong die Miroir de peine overigens prachtig, en zo helder gearticuleerd dat ik geen papieren tekst en al helemaal geen slechte vertaling nodig had.

vrijdag 26 juli 2013

Heiho Bayreuth!

De Bayreuther Festspiele 2013 zijn begonnen. Het is een speciaal jaar: tweehonderd jaar geleden werd Wagner geboren. In het park rondom het Festspielhaus staan tal van wagnertjes driftig met hun armpjes te zwaaien. Het Festspielhaus zelf oogt enigszins schraal: het wordt opgeknapt en is grotendeels ingepakt in doeken. Maar wat doet het ertoe, want binnen gebeurt het.


Een paar maanden geleden hoorde ik tot mijn verrassing dat de man van het Bühnenbild vier kaartjes voor me had: ik kon naar de generale repetities van de Ring des Nibelungen. Wat heb ik genoten van de ragfijne akoestiek, het majestueuze toneel, de spectaculaire enscenering en wat mij betreft vooral van de uitvoerenden met hun betoverende zang en overtuigende uitstraling. Lance Ryan als Siegfried bijvoorbeeld: de stoerste versie die ik ooit van de koene held heb gezien. Zijn stem schalt, zijn haar wappert, het zwaard danst in zijn handen. Voor Catherine Foster als Brünnhilde heb ik nog even helemaal geen woorden. Tussen de voorstellingen in kon ik gelukkig bijkomen van al dat kijken en luisteren: het idyllische Frankenland nodigt uit tot boswandelingen, heuvel op heuvel af.

maandag 15 juli 2013

Goethe van reuzel, Renard op een muur

We waren in Weimar, de stad van Goethe en Schiller. De beide literaire grootmeesters staan op het plein voor het theater, beiden grijpend naar dezelfde lauwerkrans. Eenmaal thuisgekomen pakte ik Michel Tournier weer eens uit de kast. Hij schreef over Weimar, herinnerde ik me, zowel in Célébrations als in Le bonheur en Allemagne?. Het zijn erudiete, speelse en toegankelijke stukken, zoals we dat van Tournier gewend zijn. In Épilogue weimarien vertelt hij hoe hij op 28 augustus 1999 in Weimar een rede hield ter gelegenheid van Goethes tweehonderdvijftigste geboortedag. Op dat moment was het stadje compleet in feeststemming: het plein zwart van de mensen; borstbeelden van Goethe van alle soorten materiaal in iedere etalage, bij de slager zelfs een borstbeeld gecreëerd van reuzel; een restaurant waar de kelners verkleed waren als Werther en de serveersters als Lotte.
Tournier memoreert dat Goethe Frans heeft geleerd dankzij de Zevenjarige Oorlog, toen Frankfurt door het Franse leger werd bezet en een Franse officier zijn intrek nam bij de familie van de op dat moment tienjarige Wolfgang. Verder doet hij een suggestie voor een eigenaardig spelletje: noem drie kunstenaars wier leven in elkaar past. Goethe werd eerder geboren dan Schiller en ging later dan Schiller dood, Novalis werd later geboren dan Schiller en ging eerder dan Schiller dood. Ander voorbeeld van zo’n matroesjka-achtige constructie: Cézanne, Gauguin, Van Gogh. Tournier schudt ze met gemak uit zijn mouw.

In de winkels van Weimar worden veel ansichtkaarten verkocht met daarop bekende teksten van Goethe. Maar de enige tekst die ik ergens op een muur zag staan, was vreemd genoeg afkomstig van de Franse schrijver Jules Renard. In vertaling.  

dinsdag 9 juli 2013

Stift Kremsmünster

Een in barokstijl uitgevoerd benedictijnenklooster in Opper-Oostenrijk. De visbekkens waar oudtestamentische beelden uit oprezen, de grote zaal waarin gerepeteerd werd voor een pianorecital, de fraai verlichte kerkschatten, we raakten niet uitgekeken. En de bibliotheek! Ik had er wel meteen willen blijven om langdurig en kalmpjes te kunnen studeren op welk onderwerp dan ook, maar de titels boden jammer genoeg geen enkel aanknopingspunt. En toen moesten we weer verder met de deskundige gids, die op elke vraag een antwoord wist. 

zaterdag 6 juli 2013

Langs de rand van het Niets

Ons vertaalatelier heeft het thema `artistieke ambitie in de negentiende eeuw’ bij de kop genomen. Het bracht me vanzelf terug bij Stéphane Mallarmé. Samen met Han Evers vertaalde ik van Mallarmé het fragmentarische en duistere Igitur. Han woonde in Tilburg bij mij om de hoek, hij werkte in de gemeentebibliotheek aan het eind van mijn straat. Dit alles speelde zich af in de papieren prehistorie. Ik bezocht die bibliotheek geregeld om de zesdelige Grand Robert te raadplegen, alle delen uitgespreid op een grote tafel in de leeszaal. Zo kwamen we in contact. Onze vertaling verscheen uiteindelijk in nummer 32 van het tijdschrift Raster.
Ik herlas nu de biografie van Mallarmé door Jean-Luc Steinmetz, verschenen in 1998. Bijna zeshonderd pagina’s over een tamelijk saai bestaan, completer kan een biografie niet zijn, temeer daar aan het werk en aan hoe het te interpreteren niet heel veel aandacht wordt besteed. Hoe zou het na de dood van de dichter zijn gegaan met zijn dochter Geneviève, de vrouw met de open blik? Ik neem aan dat ze bij haar depressieve moeder is gebleven. Laat ik dat nog eens uitzoeken.

Mallarmé wees voortdurend vooruit naar het Grote Werk dat er uiteindelijk nooit is gekomen. De snippers die hij ervan publiceerde waren overigens adembenemend van gecompliceerde schoonheid. Hij werd  geobsedeerd door het Niets en probeerde er in zijn werk langs kronkelige wegen zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. Dat flitsend oplichten van nooit vervulde mogelijkheden, schrijnend van onbereikbaarheid: daarin heeft zijn werk mij het meest getroffen en heeft het mij als vertaalster en als lezend mens het grootste profijt gebracht. Hijzelf was trouwens ook vertaler: van de door hem bewonderde E.A. Poe.

maandag 27 mei 2013

Achterstevoren

Ruim vijftien jaar geleden vertaalde ik het operalibretto van Francis Poulenc. Hij hield zich trouw aan het scenario van Georges Bernanos en beperkte zich tot schrappen en comprimeren. Maar wel en vooral voegde Poulenc er zijn soms bijna onverdraaglijke muziek aan toe. Niet elke dag is geschikt om naar deze opera te luisteren, eerst moet ik me geestelijk voorbereiden op de ellendige afloop, en als tussendoortje is er dan ook nog de vreselijke doodsstrijd van de eerste abdis. Het verhaal is gebaseerd op ware gebeurtenissen: er zijn in juli 1794 zestien karmelietessen uit Compiègne in Parijs onthoofd. Durfden ze wel, die bloeddronken revolutionairen?
Onlangs las ik eindelijk de novelle van Gertrud von Le Fort, de oerversie van scenario en libretto. Elke literaire vorm heeft zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. De novelle stelt naar mijn smaak literair niet veel voor. Ik krijg er vooral een andere kijk door op zuster Marie van de Menswording, die in een theologisch hoogstandje het grootste offer brengt door zich aan de opoffering van haar medezusters te onttrekken – en dat bedoel ik niet eens denigrerend of ironisch. In de opera wordt de band met het hiernamaals min of meer doorgesneden en zijn we weer helemaal terug op aarde, onder de mensen. We leven vooral mee met Blanche, die voor het kloosterleven koos in een hang naar veiligheid, maar uiteindelijk vrijwillig het schavot beklimt en daarmee onze eeuwige sympathie verdient.

Gertrud von Le Fort publiceerde haar novelle in 1931. Naar het schijnt zocht ze het vooral bij onderwerpen uit het verleden om indirect te kunnen waarschuwen tegen de woeste nazistische storm die was opgestoken. Wat een geluk dat Poulenc via Bernanos het thema heeft opgepikt en uitgewerkt!  

zaterdag 18 mei 2013

Het doek gaat vallen


Wie wil kan op 23 mei nog naar Mechelen, maar daarna is de Vertalersgeluktournee 2013 definitief voorbij. Ik mocht drie keer meedoen, drie keer spreken over In tijden van oorlog en over vertalersgeluk. Steeds weer ander publiek en andere vragen, maar steeds dezelfde welwillende nieuwsgierigheid en dezelfde vlekkeloze organisatie. Wanneer ik me bij de boekhandel meldde, liepen Nicolette Hoekmeijer en Andrea Kluitmann daar steevast al van alles te regelen, in goed overleg met de boekhandelaren zelf. Dank ook aan deze boekhandelaren, die het ongetwijfeld niet echt makkelijk hebben en die er alles aan doen om de belangstelling voor boeken in stand te houden en aan te wakkeren.
Om een groot publiek te bereiken kun je beter bij Matthijs van Nieuwkerk gaan zitten om over het vertalen van de nieuwste Dan Brown in een Londense bunker te vertellen. Wat een vrolijk gesprek was dat trouwens, van Van Nieuwkerk met de drie vertaalsters! In de boekhandels was het publiek natuurlijk veel en veel kleiner, maar de discussie was inhoudelijker. Beide gespreksvormen kunnen volgens mij goed naast elkaar bestaan. Hetzelfde geldt voor beide vormen van vertalen: literair en niet-literair, aan de ene kant elk woord van het origineel zorgvuldig wegen en aan de andere kant stilistische zwakheden wegwerken. Ik zie de scheidslijn tussen literair en niet-literair vertalen niet zo absoluut als sommige anderen, misschien omdat ikzelf me vaak in het grensgebied beweeg.
Hieronder de tekst van wat ik -- met varianten -- in de boekhandels te berde bracht:


Mijn omgeving doet weleens meewarig over mijn beroep: altijd maar thuis achter je bureau zitten, wat saai! Maar ze verkijken zich. Fysiek blijf ik weliswaar tamelijk onbeweeglijk, maar in gedachten reis ik steeds weer door nieuwe werelden. In de afgelopen jaren was dat bijvoorbeeld de wereld van René Descartes, van wie ik onder meer Het zoeken naar de waarheid vertaalde, en die van Marie NDiaye, die in Drie sterke vrouwen beschreef hoe een paar Senegalese vrouwen vermalen kunnen raken tussen twee culturen. Zeventiende-eeuwse filosofie, actuele immigratieproblemen en alles daartussenin, dat is het brede gebied waarin ik me beweeg, met als vast vertrekpunt de Franse taal.

Al bijna terug in de koets



De tentoonstelling aan de Lange Vijverberg in Den Haag is bijna voorbij. Ik was er eergisteren nog één keer, samen met Isabelle Wienand uit het Zwitserse Fribourg. Zij werkt met twee collega’s van de universiteit aan een vertaling van de briefwisseling Descartes-Elisabeth in het Duits. Het wordt een geannoteerde, tweetalige uitgave.Ter gelegenheid van de publicatie organiseert ze een workshop Descartes en dialogue. Met een verse lezing over Elisabeth in mijn koffer hoop ook ik aan het eind van dit jaar af te reizen naar het Zwitserse vertalershuis Looren, waar het van 5 tot en met 7 december gaat gebeuren. De fans van Elisabeth -- de dochter van Elizabeth de moeder -- zullen elkaar daar met vreugde treffen.

In het pand van Hoogsteder & Hoogsteder hangen ze nog maar luttele weken, al die portretten van de familie. Sommige zijn prachtig, andere zijn geroutineerd geschilderde kopieën, de ordening van het geheel maakt de familiegeschiedenis nog sprekender. Willem Jan Hoogsteder gaf ons een uitvoerige rondleiding. Ik bewonder zijn deskundigheid en zijn trouwe liefde voor de Van de Paltsen, die begonnen is in zijn studietijd. Intussen is er bij wijze van catalogus ook een krant gemaakt over deze expositie. Daar staat veel nuttige en verrassende informatie in. Het verrassendst vond ik de interpretatie van het schilderij Keur baart angst.    


zondag 7 april 2013

Kom maar binnen!



Zeg ik tegen de 1001 vrouwen die ik na enige aarzeling toch heb gekocht. Ik wilde mijn boekenkast niet meteen na de verhuizing weer overbelasten, maar hoe gaat dat: bezoekers geven je een boek cadeau, een uitgever stuurt een paasgeschenkje, iemand drukt je een boekenbon in de hand, en zo krijg je geleidelijk steeds meer zin om de openbare bibliotheek in te ruilen voor de boekhandel. Er is nog ruimte genoeg, ook voor het passende schilderij waarmee mijn nicht Lida me verraste en waarop ze het niet kon laten een paar voorgoed gesloten exemplaren aan te brengen.  


                De 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis zijn compact ondergebracht in het formaat van een groot uitgevallen kerkboek. Aan dat formaat moest ik even wennen, maar binnenin ontsluiten zich vele eeuwen spannende vrouwengeschiedenis, waar je langdurig doorheen kunt blijven zappen. Echt een boek dat tegemoetkomt aan de moderne voorliefde voor lijstjes en canons. Soms ook leest het als een cultureel verantwoord roddelblad: wie trouwde met wie en hoe lang duurde dat huwelijk? In de tekst zelf staan kleine afbeeldingen in zwart-wit en elke periode wordt afgesloten met grotere, mooi naast elkaar geplaatste kleurenplaten, die eens te meer duidelijk maken dat ons uiterlijk vaak meer een product is van de tijd waarin we leven, dan van ons hoogstpersoonlijke innerlijk. En is dat innerlijk trouwens wel zo hoogst persoonlijk? Na aftrek van de tijdgeest en de genen blijft er volgens mij nog maar een karig restant.

                Op pagina 1003 kwam ik ook nog een negentiende-eeuwse vertaalster tegen: Jacoba van Heijningen, die werd geroemd om haar Dickensvertalingen: `de overzetting is zo uitmuntend, zo vloeiend, zo zuiver van Nederlandse stijl, dat ik mij niet gaarne veroordeeld zou zien om naar vlekken te moeten zoeken.’ Een zichtbare vertaalster dus. Benieuwd of ik er nog meer zal vinden.