In
het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde staan altijd korte
teksten over leden die recentelijk zijn gestorven. Zulke teksten worden
`levensberichten’ genoemd, en dat klinkt toch aangenamer dan In memoriam. Voor het komend jaarboek heb ik geprobeerd een korte
beschrijving te geven van het leven van Diederik Grit, vooral van de professionele
kant daarvan. Het bood me de gelegenheid nog eens te bladeren in zijn
proefschrift getiteld Driewerf zalig
Noorden. Daarin wordt geschetst wat een verbrokkeld beeld ons in de loop
der jaren eigenlijk is voorgeschoteld van de Scandinavische literatuur: Ibsen
naast Het geslacht Björndal,
Kierkegaard naast Andersen, en daartussen vele lege plekken. Het beeld hangt van toevalligheden aan elkaar. Voor
liefhebbers een spannend betoog, waarin losse elementen in een verrassend
verband worden geplaatst. En een model voor andere receptiestudies.
Het levensbericht zelf staat hieronder:
Diederik Christoph Grit
Groningen 22 maart 1949
− Maastricht 6 maart 2012*
‘Veel Nederlanders
laten zich er graag op voorstaan dat ze Engelse literatuur in het origineel
lezen, met als argument: “in een vertaling gaat altijd zoveel verloren”. Ik ben
ervan overtuigd dat juist voor deze snobs zelf heel veel verloren gaat, doordat
ze moeten gokken naar de precieze betekenis van allerlei Engelse woorden. Ze
zouden vreselijk falen als je ze vroeg een willekeurige bladzijde in zijn
geheel te vertalen.’
Zo begon Diederik Grit een van zijn vele boekbesprekingen.1
Hij was een aimabele persoon, en een ietwat denigrerende term als ‘snobs’ paste
eigenlijk niet in zijn vocabulaire. Bovendien was deze inleiding niet werkelijk
nodig, gezien het boek dat hij ging bespreken. Het citaat klinkt als een
verzuchting, als de zoveelste poging om geduldig uit te leggen dat vertalingen
een reden van bestaan hebben en dat vertalen dus geen overbodig vak is. Aan dat
vak in al zijn facetten wijdde hij een groot deel van zijn leven.
Op zijn veertiende jaar verhuisde hij van de stad Groningen
naar het Friese Oosterwolde. Hij had een fijne schooltijd op het Drachtster
Lyceum, waar hij voorzitter werd van de schoolvereniging. Daarna studeerde hij
Nederlands in Groningen. De keuze van zijn bijvakken – Deens en Noors – was
niet bijzonder weloverwogen, maar zou wel een stempel drukken op zijn latere
leven. Want na een aantal jaren als docent Nederlands te hebben gewerkt aan het
Sint Maartenscollege in Haren, vertrok hij op 1 januari 1979 naar Kopenhagen om
daar ‘udenlandsk lektor’ te worden. Dat wil zeggen: hij doceerde er Nederlands
aan de faculteit Germaanse talen.
En meteen begon hij zich daar met vertalingen bezig te
houden, nog niet als vertaler maar als onderzoeker. Hij stelde een bibliografie
samen van en over Deense literatuur in het Nederlands. Het werd een
bibliografie die 2.544 titels omvatte.2 In een andere dan de reeds
genoemde boekbespreking schrijft hij over de bibliograaf in het algemeen, maar
hij zal daarbij zeker ook aan zichzelf hebben gedacht: ‘Terwijl een
bibliografie eigenlijk niet meer dan een hulpmiddel is, wordt ze voor hem
gaandeweg een doel, en hij is innig gelukkig wanneer hij zelfs maar een
summiere verwijzing in een obscuur blaadje ontdekt.’3 Hij boog zich
ook over de inhoudelijke implicaties door nader in te gaan op de receptie van
de Deense literatuur in Nederland en andersom. En hij dook in de stijl van de vertalingen
zelf. Samen met Peter Vingerhoets bestudeerde hij bijvoorbeeld zestien
Nederlandse vertalingen van ‘Reisekammeraten’, een sprookje van H.C. Andersen.4
Intussen begon hij ook zelf te vertalen, vooralsnog vooral zakelijke teksten.
In 1982 verhuisde hij van Kopenhagen naar Maastricht, waar
hij ging lesgeven aan de Opleiding Tolk-Vertaler, die later opging in de
Hogeschool Maastricht en nadien nog een paar keer van naam is veranderd. De
huidige naam is ‘Vertaalacademie Maastricht’. Hij doceerde in die tijd
Nederlands en documentatie. Want voor goede vertalers is het niet genoeg dat ze
een of meer vreemde talen beheersen, minstens zo onontbeerlijk is een grote
vaardigheid in het omgaan met de moedertaal, en bovendien moeten ze begrijpen
waar de te vertalen tekst over gaat en daartoe snel de weg kunnen vinden naar
afbeeldingen, termen, vakliteratuur. Het internet bestond in die tijd nog niet,
laat staan google. De zoekmethodes zijn nadien dan ook sterk veranderd, maar Diederik
gaf zijn studenten in ieder geval een bepaalde zoekmentaliteit mee: als je
ergens niet volledig zeker van bent, sla er dan geen slag naar, maar check en
dubbelcheck.
Wat later had ikzelf het voorrecht hem te leren kennen, want
ik werd zijn collega. Daar in dat schoolgebouw, op de gang met de docentenkamers,
werd hij mijn geduldige vraagbaak, een functie die hij ongetwijfeld voor velen heeft
vervuld. Welke vraag over het Nederlands ik hem ook stelde, altijd werd die
vraag trefzeker beantwoord en meteen in een bredere context geplaatst, zodat ik
ervan leerde en het antwoord goed onthield. Zo moet hij ook hebben lesgegeven.
Ik citeer uit de impressies die oud-student Ralph van der Aa – inmiddels ook
vertaler − op mijn verzoek optekende: ‘Ik herinner me hem als een zeer bevlogen
en kundig docent. Hij was ook een ervaren vertaler en dat merkte je aan alles;
hij wist waar hij het over had. Zijn onderkoelde, droge humor was een
verademing, en sommige van zijn grappen herinner ik me na twintig jaar nog
steeds.’
Zijn stokpaardje was het vertalen van realia. Hij schreef er
verschillende teksten en hield er nog meer lezingen over. Hoe vertaal je
bijvoorbeeld: hij reed de Elfstedentocht,
zij is lid van de PVV, bij de kapper
de Privé lezen, een meisje wilde kinderpostzegels verkopen, enzovoort?
Het zijn allemaal zulke typisch Nederlandse zaken dat een letterlijke vertaling
alleen maar vervreemdend werkt. En verklarende noten toevoegen in een roman:
liever niet. Diederik Grit werkte een verfijnd schema uit waarin hij de
problemen ordende en per probleemsoort oplossingen aandroeg zoals: een
algemenere term zoeken, een omschrijving toevoegen, een buitenlands equivalent
hanteren.5
In zijn vrije tijd werkte hij verder aan de thema’s die hem
al zo lang bezighielden, aan de bruggen die hij al zo lang aan het bouwen was.
Het resulteerde in een dissertatie: ‘Driewerf zalig Noorden – Over literaire
betrekkingen tussen de Nederlanden en Scandinavië’.6 De analyse van
de vertalingen van H.C. Andersens ‘Reisekammeraten’ – intussen waren het er
zestien in plaats van zeventien − ontbreekt niet, naast een reeks van beschouwingen
over de wederzijdse receptie: die van Vondel in Scandinavië, het Vlaams
Scandinavisme van Stijn Streuvels, de invloedrijke liefde van Bilderdijk voor
de Scandinavische letteren en de Scandinavische bossen die in het Nederland van
de twintigste eeuw té lang eeuwig bleven zingen en daarmee een stereotiep beeld
creëerden van wat er in het noorden aan de hand was. Nadien is er duchtig aan die
stereotypen getrokken en geduwd, niet in de laatste plaats dankzij Diederik Grit
zelf.
Intussen kan ik het niet laten de tiende stelling te citeren
die zijn proefschrift vergezelde: ‘Door de naam van haar onderwijssysteem te
spellen als “Probleem Gestuurd Onderwijs” geeft de Rijksuniversiteit Limburg
onbedoeld te kennen dat zij een probleem heeft.’ Een proefschrift dat een
ontwikkeling van eeuwen bestrijkt, gevolgd door die elegant verwoorde kritiek
op een paar krakkemikkige details: het tekent zijn veelzijdigheid.
Die veelzijdigheid blijkt ook uit het feit dat hij graag op
een podium stond, niet alleen als spreker die een lezing hield maar ook als
toneelspeler – in zijn studententijd – en als zanger: in Groningen in een
oratoriumkoor, in Kopenhagen in een kamerkoor, in Maastricht eerst in het
universiteitskoor en daarna bij de Opéra comique. En altijd is er dan toch weer
het lijntje naar het vertalen. Hij was een fan van de hertalingen van Jan Rot
en beweerde in stelling 9 van het reeds genoemde proefschrift: ‘Recente successen
van oorspronkelijk Nederlandstalige en in het Nederlands vertaalde musical- en
operaprodukties ontzenuwen het vooroordeel dat het Nederlands intrinsiek
ongeschikt zou zijn als operataal.’
Gedurende het grootste deel van de jaren negentig was hij
voorzitter van de Literaire Sectie van het NGTV, het Nederlands Genootschap van
Tolken en Vertalers. Hij leverde ook een bijdrage aan het functioneren van de
Maatschappij voor Nederlandse Letterkunde. In 1989 werd de Zuidelijke Afdeling
van de MNL opgericht, op initiatief van onder anderen Wiel Kusters. Diederik
Grit was van 1997 tot 2004 secretaris van die afdeling. Het was een omvangrijke
administratieve taak: iedere keer zo’n 230 leden aanschrijven voor lezingen die
steevast niet meer dan 15 bezoekers trokken. Zijn dochter Anne herinnert zich
het vouw- en plakwerk dat in de beginjaren in gezinsverband moest worden
verricht, toen het versturen van mailberichten nog niet vanzelfsprekend was. De
jaarverslagen van de secretaris doorbladerend, kan ik wel zien dat hij voor de
sprekers nogal eens een greep deed uit zijn omvangrijke netwerk.
In het jaar 2000 hield hij op met lesgeven om zich volledig
aan het vertalen te wijden: EU-teksten voor het geld en daarnaast boeken –
Deense en Noorse − uit liefde voor de literatuur. Overigens kan zelfs een zeer
vakbekwame en gedreven literair vertaler niet altijd de boeken vertalen waar
zijn liefde naar uitgaat. Commerciële overwegingen brengen uitgevers soms tot
andere keuzes dan een vertaler zou willen. Voor Diederik moet het niet altijd
gemakkelijk zijn geweest, te moeten aanvaarden dat een boek ondanks zijn
tomeloze inzet niet in het Nederlands werd vertaald.
Altijd
al zocht hij de samenwerking, ter verhoging van de kwaliteit van het resultaat
van zijn werk en allicht om zichzelf te beschermen tegen de eenzaamheid.
Vertalen geldt immers als een eenzaam beroep, en zelfs je uitgebreide netwerk
kan tijdenlang blijven zwijgen. Al eerder reviseerden Peter Vingerhoets en hij
elkaars vertalingen, om elkaar scherp te houden. In 2001 begon de samenwerking
met Edith Koenders, en die samenwerking beviel zo goed dat ze als duo zo’n tien
romans hebben vertaald. Iedere vertaler heeft zijn of haar zwakke en sterke
kanten, iedere vertaler is gediend met een kritische medelezer. In de terugblik
op hun samenwerking somt Edith Koenders de sterke kanten van Diederik Grit op:
historisch besef, een grote vaardigheid in het vinden van de juiste termen, het
strikt – soms wel erg strikt… – in acht nemen van de regels uit woordenboeken
en grammatica, het vertalen van versjes, het vertalen van ambtelijke taal.
Minder affiniteit had hij met poëtische teksten, met de beschrijving van
stemmingen en gevoelens, waar zij zich weer beter in thuis voelde. Ze schreef
ook nog: ‘We waren het erover eens dat samen vertalen een meerwaarde had. Niet
alleen was het prettig om een collega te hebben die evenveel bij een tekst
betrokken was als jijzelf […] Met twee mensen vertalen gaat niet twee keer zo
snel, wat men vaak denkt. Je bekijkt elkaars tekst uitvoerig en vergelijkt die
met het origineel. We vertaalden dan ook samen omdat we dat prettig en
verrijkend vonden…’
De
kroon op hun samenwerking was de Amy van Marken vertaalprijs, die ze in 2006
ontvingen van de Stichting Leonora Christina. Het was de eerste keer dat die
tweejaarlijkse prijs werd toegekend, een prijs bedoeld voor ‘een uitmuntende
literaire vertaling uit een van de Scandinavische talen’. Het ging in dit geval
om Het gelukkige Arabië van de Deense
auteur Thorkild Hansen.7
Diederik
Grit was een familiemens. Met de combinatie van dienstbaarheid en ambitie die
hem ook als vertaler kenmerkte, stelde hij over zijn eigen familie twee boeken
samen. Het eerste ging over zijn ouders, die in 2002 kort na elkaar stierven.8
Uitgever Dick Prak meldde me hierover: ‘In de maanden waarin wij intensief
samenwerkten bij het redigeren, vormgeven en persklaar maken, heb ik hem leren kennen
als een zorgvuldig auteur, een nauwkeurig redacteur en als een veeleisend
opdrachtgever. En dat allemaal in het kwadraat, in de beste zin van het woord.’
In 2008 verscheen een nog ambitieuzer boek: De
Gritterij, tot stand gebracht in samenwerking met Meeuwes Braam.9 Het is de geschiedenis
van de familie Grit van 1685 tot heden, met allerlei bijzonderheden over
bekende en onbekende Gritten in hun historische en geografische context.
Diederik had in toenemende mate te kampen met depressiviteit,
verdroeg de werkdruk steeds slechter. Hun laatste gemeenschappelijke vertaling moest
Edith Koenders alleen afmaken. Haar co-vertaler vond zijn eigen bijdrage aan die
vertaling zo gering en van zo lage kwaliteit dat hij alleen wilde worden
genoemd in het colofon, ‘met dank aan’.
De
laatste depressie kwam hij niet meer te boven.
*Om
dit levensbericht te kunnen schrijven ben ik bij velen te rade gegaan. Ik dank
allen voor hun bereidwilligheid om een aantal van hun herinneringen aan
Diederik met me te delen. In alfabetische volgorde waren het: Ralph van der Aa,
Eef Gratama, Anne Grit, Noortje Jansen, Ad van den Kieboom, Edith Koenders,
Dick Prak, Perpetua Uiterwaal, Peter Vingerhoets.
1.
Er staan vooral veel van die
boekbesprekingen in het Tijdschrift voor
Skandinavistiek. Hier gaat het om een bespreking in jaargang 28, 2007 nr.
1, p. 198 e.v., van een boek getiteld Object:
Nederlandse literatuur in het buitenland.
2.
Dansk skønlitteratur i Nederland og Flandern
1731-1982. Bibliografi over oversættelser og studier. Ballerup 1986.
3.
Tijdschrift
voor Skandinavistiek, 2008, nr. 1, jrg. 29.
4.
Grit & Vingerhoets, ‘Makkers en
kameraden. Een stilistische analyse van H.C. Andersens Reisekammeraten in zestien Nederlandse vertalingen’, in: Tijdschrift voor Skandinavistiek, 1982,
nr. 1, jg. 3, p. 31-79.
5.
‘De vertaling van realia’, in: T.
Naaijkens e.a. (red.), Denken over
vertalen, Nijmegen 2004, p. 279-286.
6.
Maastricht 1994.
7.
Breda 2005.
8.
Altijd
reisgenoten, Arend Grit en Anneke van Benthem, 1921-2002,
Groningen 2004.
9.
Meeuwes Braam & Diederik Grit, De Gritterij, Groningen 2008.
Nog
een aantal vertalingen:
Ảsne
Seierstadt, De boekhandelaar uit Kaboel,
Breda 2003.
Erling
Jepsen, Vreselijk gelukkig, Amsterdam
2008 (vertaald samen met Edith Koenders).
Thorkild
Hansen, Jens Munk, Breda 2008
(vertaald samen met Edith Koenders)
Søren
Kierkegaard, Brieven, Gorredijk 2009
(vertaald samen met Edith Koenders).
Erling
Jepsen, Met oprechte deelneming,
Amsterdam 2010 (vertaald samen met Edith Koenders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten