zondag 25 november 2012

De zichtbaarheid van de vertaler



Schaduw of schijnwerper. Dat wordt het thema op 14 december, de eerste van de twee jaarlijkse vertaaldagen. Ieder jaar weer is het dan een gezellige drukte. Vertalers vinden het meestal fijn om `onder de mensen' en zeker onder collega's te zijn, Ze gaan op de eerste dag pittige discussies met elkaar aan en werken op de tweede dag in kleinere groepen geconcentreerd aan een fragment dat ze tevoren hebben vertaald. Maar liefst zeven vertalers zijn uitgenodigd om die vrijdag op het podium van de Rode Hoed te vertellen hoe zij zich zichtbaar maken, en of ze zichtbaarheid eigenlijk wel belangrijk vinden.
Ik schreef een stukje over het zichtbaarheidsthema voor de najaarsuitgave van Schreef, het blad van het Nederlands Letterenfonds. Een toegankelijk blad in een levendige opmaak met nieuwtjes, korte kreten, grappige tekeningen, afgewisseld met mooie interviews en verhelderende essays. Ik las met veel genoegen het stuk van Jasper Henderson over smaakverschillen en hoe literaire kwaliteit kan worden herkend.
Intussen doen vertalers er van alles aan om hun zichtbaarheid te vergroten. Gisteren kreeg ik bijvoorbeeld het decembernummer van Zin in handen, een dik tijdschrift voor de al wat oudere mens. Ditmaal staan er o.a. zes grote foto’s in van literair vertalers, met zes kleine interviewtjes erbij. Eén van de zes is Rien Verhoef, die in februari een eredoctoraat krijgt van de RU te Leiden, `omdat hij Engelstalige wereldliteratuur op een constant hoog niveau en op prachtige en inventieve wijze toegankelijk maakt in het Nederlands’, zoals in het persbericht stond. Wij vertalers weten dat Rien nog zoveel meer verdiensten heeft: als docent, als bestuurder, als ervaren collega die jongere en aankomende vertalers met onwrikbaar geduld op hun rechten blijft wijzen. Ook op 14 december is hij er weer bij, om met Martin de Haan in debat te gaan over het thema van de dag. Ik kijk met spanning uit naar wat ze erover te zeggen zullen hebben.
Hieronder alvast mijn eigen stukje met als titel `Noem mij, koester mij!’   




In mijn studententijd leek vertalen me al een prachtig vak. Meesterwerken uit de Franse literatuur ontdoen van al hun geheimen, de stem van je lievelingsauteurs vermengen met die van jezelf; wat kon er mooier zijn? En dan mocht je ook nog hopen op de bewondering van je lezers, die Jeanne Holierhoek misschien wel net zo goed zouden vinden als Voltaire of Maupassant. In die tijd kende ik mensen die speciaal naar een Shakespeare-voorstelling gingen omdat het stuk in kwestie was vertaald door Bert Voeten. Bij de slavisten werd heftig gediscussieerd tussen de fans van Charles B. Timmer en die van Aleida Schot. Op de tv zag ik hoe Thérèse Cornips zich in afzondering wijdde aan haar heroïsche taak: het vertalen van de Recherche van Proust. En liep ik over de Witte Singel naar college, dan kon ik een vluchtige blik werpen op Clasine Heering-Moorman die in haar huiskamer René Char zat te vertalen. Over haar werk werd in Leidse kringen – want daarin verkeerde ik als dromerige studente – met respect gesproken.
                De inhoud van het vak bleek nog mooier dan ik had gedroomd, maar de randvoorwaarden vielen tegen: er waren bijbaantjes nodig om in leven te kunnen blijven, en hoe zat het met die bekendheid? Op dat punt is er in ieder geval een groot verschil met andere uitvoerend kunstenaars. Want vertalers kunnen als uitvoerend kunstenaars worden gezien. Ze vertolken een tekst, zoals een musicus een compositie ten gehore brengt en een acteur een rol speelt in een toneelstuk. Maar terwijl de musicus en de acteur op een podium staan en hun vaardigheden tonen voor een publiek dat hen ziet, dat minstens beleefd applaudisseert en misschien wel gaat juichen, leveren vertalers hun prestaties in eenzaamheid, op een afstand van hun lezerspubliek. Vaak blijven ze een schim zonder gezicht.
                Veel vertalers willen niets liever dan die afzondering. Ze hoeven helemaal niet in de schijnwerpers, van applaus zouden ze zich alleen maar ongemakkelijk gaan voelen. Laat hen maar rustig werken op hun spreekwoordelijke zolderkamertje en zich verliezen in hun creatieve arbeid.
                Vertalers hebben misschien geen gezicht, allemaal willen wel graag een naam. Ze leveren immers een persoonlijke prestatie. Wie twee vertalingen van eenzelfde tekst naast elkaar legt, zal meteen de verschillen zien. Anders dan de maker van een radioprogramma ooit probeerde mij wijs te maken, is een vertaler niet hetzelfde als een technicus of een cateraar.
                Mijn moeder liet aan vrienden en familie altijd die ene vertaling van mij zien waar mijn naam op de voorkant van het boek terechtgekomen was. Voor haar was dat het bewijs dat er professioneel gezien toch nog iets van me was geworden. Veel andere bewijzen kon ik haar jammer genoeg niet leveren. Ik zit lange dagen roerloos aan een bureau en ik leef op kleine voet. Dat levert geen flitsend imago op. Kun je jaren je arbeidsvreugde op peil houden als bovendien niemand enig benul heeft van wie je bent en wat je doet? Wie vlot zijn zakken vult, blijft bij voorkeur in de anonimiteit. De topbankier of voetbalcoach die kritiek over zich heen krijgt zal denken: schelden jullie maar, mijn miljoenen heb ik binnen. Maar de vertaler, die moeizaam een bescheiden inkomen bij elkaar sprokkelt, moet zijn motivatie ergens anders vandaan halen. En nu heb ik het dus over de literair vertaler, niet over vertalers die soms met gouden kettingen aan een bedrijf of overheidsinstantie vastliggen.
                Verschillende partijen hebben er belang bij dat er goede vertalingen blijven verschijnen. Vooral uitgevers zouden zich moeten realiseren dat vertalers iets terugverwachten. Het is crisis, de vertaaltarieven zijn bevroren, veel uitgevers schroeven de begeleiding van het vertaalwerk terug, voor etentjes is geen budget meer. Toch zouden uitgevers hun vertalers moeten koesteren, anders worden vertalers een uitstervende soort. Kan het niet met geld dan moet het met complimenten, faciliteiten, publiciteit. Vandaar mijn eerste oproep: uitgevers, zet de naam van jullie vertalers op de website, doe eens royaal en zet er een mooi citaat bij uit een lovende bespreking, of een interview met de vertaler zelf. Dring er bij webwinkels op aan dat ook zij namen gaan noemen. Zorg dat op luisterboeken niet alleen de naam en het portretje van de voorlezer komt te staan, maar ook die van de vertaler. Stuur een bloemetje als een van jullie vertalers een prijs heeft gewonnen. Stel ze in de gelegenheid iets te zeggen als hun vertaling wordt gepresenteerd.
                Daarmee vloeit mijn oproep aan de uitgevers meteen over in een oproep aan de vertalers zelf. Er is een samenhang tussen de status van een vak, de arbeidsvreugde van de beoefenaar en de financiële beloning. Status verhoogt je motivatie en verbetert je onderhandelingspositie. Om onze status op te krikken kunnen we zelf veel doen. Niet alle vertalers vinden het prettig een lezing te houden of in een forum mee te praten, maar je kunt ook een nawoord schrijven, of een artikel over de eigen auteur. Want wie verdiept zich intensiever in een tekst dan een vertaler? Bezorgers van een origineel gaan soms stiekem voorbij aan juist de allermoeilijkste passages, maar een vertaler zal door zo’n lastige passage heen moeten, anders kan hij niet tot een herformulering komen. De vertaler die vervolgens zwijgt, draagt bij aan de opvatting dat vertalen een soort machinale handeling is, niets dan het vervangen van het ene woord door het andere. Waarmee niet gezegd is dat alle vertalers nu meteen alle podia van Nederland zouden moeten bespringen…
                De musicus heeft ten opzichte van de vertaler het voordeel dat hij noten moet kunnen lezen en meestal een instrument bespeelt. De acteur beweegt en spreekt heel anders dan wij gewone mensen. Dat ziet er allemaal veel professioneler uit dan het instrument van vertalers, de taal. De taal is immers van iedereen, vertalen kunnen we allemaal. Wat mij ook vaak verbaast is dat de taal over het vertalen zo blijft steken in clichés. Fris, soepel, vaardig, veel verder komt een recensent meestal niet. Vergelijk dat eens met de vracht aan creatieve formuleringen die Kasper Jansen tot voor kort uit de kast haalde in zijn NRC-recensies over muziekuitvoeringen: tedere magie, pinnig pianospel, de spichtige klank van het klavecimbel, kleurverschietende toonconstellaties. Die recensies las ik louter voor mijn plezier, ook als ik het muziekstuk niet had gehoord. Waar blijft de recensent die in even meeslepende bewoordingen over de karakteristieken van een vertaling gaat schrijven? Zijn lezers zouden er plezier aan beleven en de vertaler zou glunderen.
                Nu en dan geef ik les aan studenten die willen leren vertalen. Dan meen ik mijn dromen van vroeger bij hen terug te vinden. Gelukkig zijn er inmiddels betere opleidingen, solidere contracten, een groter aantal vertaalprijzen, gunstige subsidiemogelijkheden, vertaaldagen, een vertaaltijdschrift, een waakzame vakbond. Er is zelfs ieder jaar een Vertaalslag, maar de slag om iets meer bekendheid, om enige statusverhoging, die gaat het hele jaar door.

1 opmerking:

  1. Bedankt voor je mooie blog, Jeanne. Ik wens alle vertalers het genot toe om (af en toe) eens in de schijnwerpers te kunnen staan en hoop dat uitgevers gevolg zullen geven aan je oproep. Tot slot kijk ik, net als jou, uit naar de Vertaaldagen in december.

    BeantwoordenVerwijderen