Schaduw
of schijnwerper.
Dat wordt het thema op 14 december, de eerste van de twee jaarlijkse
vertaaldagen. Ieder jaar weer is het dan een gezellige drukte.
Vertalers vinden het meestal fijn om `onder de mensen' en zeker onder collega's te zijn, Ze gaan op de eerste dag pittige discussies met
elkaar aan en werken op de tweede dag in kleinere groepen geconcentreerd aan
een fragment dat ze tevoren hebben vertaald. Maar liefst zeven vertalers zijn
uitgenodigd om die vrijdag op het podium van de Rode Hoed te vertellen hoe zij zich
zichtbaar maken, en of ze zichtbaarheid eigenlijk wel belangrijk vinden.
Ik schreef een stukje over het zichtbaarheidsthema
voor de najaarsuitgave van Schreef,
het blad van het Nederlands Letterenfonds. Een toegankelijk blad in een
levendige opmaak met nieuwtjes, korte kreten, grappige tekeningen, afgewisseld
met mooie interviews en verhelderende essays. Ik las met veel genoegen het stuk
van Jasper Henderson over smaakverschillen en hoe literaire kwaliteit kan
worden herkend.
Intussen doen vertalers er van alles aan om hun
zichtbaarheid te vergroten. Gisteren kreeg ik bijvoorbeeld het decembernummer
van Zin in handen, een dik tijdschrift
voor de al wat oudere mens. Ditmaal staan er o.a. zes grote foto’s in van
literair vertalers, met zes kleine interviewtjes erbij. Eén van de zes is Rien
Verhoef, die in februari een eredoctoraat krijgt van de RU te Leiden, `omdat hij Engelstalige
wereldliteratuur op een constant hoog niveau en op prachtige en inventieve
wijze toegankelijk maakt in het Nederlands’, zoals in het persbericht stond.
Wij vertalers weten dat Rien nog zoveel meer verdiensten heeft: als docent, als
bestuurder, als ervaren collega die jongere en aankomende vertalers met onwrikbaar
geduld op hun rechten blijft wijzen. Ook op 14 december is hij er weer bij, om
met Martin de Haan in debat te gaan over het thema van de dag. Ik kijk met spanning uit naar wat ze erover te zeggen zullen hebben.
Hieronder alvast mijn eigen stukje met als titel `Noem
mij, koester mij!’
In mijn studententijd leek vertalen me al een prachtig
vak. Meesterwerken uit de Franse literatuur ontdoen van al hun geheimen, de
stem van je lievelingsauteurs vermengen met die van jezelf; wat kon er mooier
zijn? En dan mocht je ook nog hopen op de bewondering van je lezers, die Jeanne
Holierhoek misschien wel net zo goed zouden vinden als Voltaire of Maupassant.
In die tijd kende ik mensen die speciaal naar een Shakespeare-voorstelling
gingen omdat het stuk in kwestie was vertaald door Bert Voeten. Bij de
slavisten werd heftig gediscussieerd tussen de fans van Charles B. Timmer en
die van Aleida Schot. Op de tv zag ik hoe Thérèse Cornips zich in afzondering
wijdde aan haar heroïsche taak: het vertalen van de Recherche van Proust. En
liep ik over de Witte Singel naar college, dan kon ik een vluchtige blik werpen
op Clasine Heering-Moorman die in haar huiskamer René Char zat te vertalen.
Over haar werk werd in Leidse kringen – want daarin verkeerde ik als dromerige
studente – met respect gesproken.
De
inhoud van het vak bleek nog mooier dan ik had gedroomd, maar de
randvoorwaarden vielen tegen: er waren bijbaantjes nodig om in leven te kunnen
blijven, en hoe zat het met die bekendheid? Op dat punt is er in ieder geval een
groot verschil met andere uitvoerend kunstenaars. Want vertalers kunnen als
uitvoerend kunstenaars worden gezien. Ze vertolken een tekst, zoals een musicus
een compositie ten gehore brengt en een acteur een rol speelt in een
toneelstuk. Maar terwijl de musicus en de acteur op een podium staan en hun
vaardigheden tonen voor een publiek dat hen ziet, dat minstens beleefd
applaudisseert en misschien wel gaat juichen, leveren vertalers hun prestaties
in eenzaamheid, op een afstand van hun lezerspubliek. Vaak blijven ze een schim
zonder gezicht.
Veel
vertalers willen niets liever dan die afzondering. Ze hoeven helemaal niet in
de schijnwerpers, van applaus zouden ze zich alleen maar ongemakkelijk gaan
voelen. Laat hen maar rustig werken op hun spreekwoordelijke zolderkamertje en
zich verliezen in hun creatieve arbeid.
Vertalers
hebben misschien geen gezicht, allemaal willen wel graag een naam. Ze leveren
immers een persoonlijke prestatie. Wie twee vertalingen van eenzelfde tekst
naast elkaar legt, zal meteen de verschillen zien. Anders dan de maker van een
radioprogramma ooit probeerde mij wijs te maken, is een vertaler niet hetzelfde
als een technicus of een cateraar.
Mijn
moeder liet aan vrienden en familie altijd die ene vertaling van mij zien waar
mijn naam op de voorkant van het boek terechtgekomen was. Voor haar was dat het
bewijs dat er professioneel gezien toch nog iets van me was geworden. Veel
andere bewijzen kon ik haar jammer genoeg niet leveren. Ik zit lange dagen
roerloos aan een bureau en ik leef op kleine voet. Dat levert geen flitsend
imago op. Kun je jaren je arbeidsvreugde op peil houden als bovendien niemand
enig benul heeft van wie je bent en wat je doet? Wie vlot zijn zakken vult,
blijft bij voorkeur in de anonimiteit. De topbankier of voetbalcoach die
kritiek over zich heen krijgt zal denken: schelden jullie maar, mijn miljoenen
heb ik binnen. Maar de vertaler, die moeizaam een bescheiden inkomen bij elkaar
sprokkelt, moet zijn motivatie ergens anders vandaan halen. En nu heb ik het
dus over de literair vertaler, niet over vertalers die soms met gouden
kettingen aan een bedrijf of overheidsinstantie vastliggen.
Verschillende
partijen hebben er belang bij dat er goede vertalingen blijven verschijnen.
Vooral uitgevers zouden zich moeten realiseren dat vertalers iets
terugverwachten. Het is crisis, de vertaaltarieven zijn bevroren, veel
uitgevers schroeven de begeleiding van het vertaalwerk terug, voor etentjes is
geen budget meer. Toch zouden uitgevers hun vertalers moeten koesteren, anders worden
vertalers een uitstervende soort. Kan het niet met geld dan moet het met
complimenten, faciliteiten, publiciteit. Vandaar mijn eerste oproep: uitgevers,
zet de naam van jullie vertalers op de website, doe eens royaal en zet er een
mooi citaat bij uit een lovende bespreking, of een interview met de vertaler
zelf. Dring er bij webwinkels op aan dat ook zij namen gaan noemen. Zorg dat op
luisterboeken niet alleen de naam en het portretje van de voorlezer komt te
staan, maar ook die van de vertaler. Stuur een bloemetje als een van jullie
vertalers een prijs heeft gewonnen. Stel ze in de gelegenheid iets te zeggen
als hun vertaling wordt gepresenteerd.
Daarmee
vloeit mijn oproep aan de uitgevers meteen over in een oproep aan de vertalers
zelf. Er is een samenhang tussen de status van een vak, de arbeidsvreugde van
de beoefenaar en de financiële beloning. Status verhoogt je motivatie en
verbetert je onderhandelingspositie. Om onze status op te krikken kunnen we
zelf veel doen. Niet alle vertalers vinden het prettig een lezing te houden of
in een forum mee te praten, maar je kunt ook een nawoord schrijven, of een
artikel over de eigen auteur. Want wie verdiept zich intensiever in een tekst
dan een vertaler? Bezorgers van een origineel gaan soms stiekem voorbij aan
juist de allermoeilijkste passages, maar een vertaler zal door zo’n lastige
passage heen moeten, anders kan hij niet tot een herformulering komen. De
vertaler die vervolgens zwijgt, draagt bij aan de opvatting dat vertalen een
soort machinale handeling is, niets dan het vervangen van het ene woord door
het andere. Waarmee niet gezegd is dat alle vertalers nu meteen alle podia van
Nederland zouden moeten bespringen…
De
musicus heeft ten opzichte van de vertaler het voordeel dat hij noten moet
kunnen lezen en meestal een instrument bespeelt. De acteur beweegt en spreekt
heel anders dan wij gewone mensen. Dat ziet er allemaal veel professioneler uit
dan het instrument van vertalers, de taal. De taal is immers van iedereen,
vertalen kunnen we allemaal. Wat mij ook vaak verbaast is dat de taal over het vertalen
zo blijft steken in clichés. Fris, soepel, vaardig, veel verder komt een
recensent meestal niet. Vergelijk dat eens met de vracht aan creatieve
formuleringen die Kasper Jansen tot voor kort uit de kast haalde in zijn
NRC-recensies over muziekuitvoeringen: tedere magie, pinnig pianospel, de
spichtige klank van het klavecimbel, kleurverschietende toonconstellaties. Die
recensies las ik louter voor mijn plezier, ook als ik het muziekstuk niet had gehoord.
Waar blijft de recensent die in even meeslepende bewoordingen over de
karakteristieken van een vertaling gaat schrijven? Zijn lezers zouden er
plezier aan beleven en de vertaler zou glunderen.
Nu
en dan geef ik les aan studenten die willen leren vertalen. Dan meen ik mijn
dromen van vroeger bij hen terug te vinden. Gelukkig zijn er inmiddels betere
opleidingen, solidere contracten, een groter aantal vertaalprijzen, gunstige
subsidiemogelijkheden, vertaaldagen, een vertaaltijdschrift, een waakzame
vakbond. Er is zelfs ieder jaar een Vertaalslag, maar de slag om iets meer
bekendheid, om enige statusverhoging, die gaat het hele jaar door.
Bedankt voor je mooie blog, Jeanne. Ik wens alle vertalers het genot toe om (af en toe) eens in de schijnwerpers te kunnen staan en hoop dat uitgevers gevolg zullen geven aan je oproep. Tot slot kijk ik, net als jou, uit naar de Vertaaldagen in december.
BeantwoordenVerwijderen