dinsdag 1 november 2011

De gelukkige vertaalster


Annelies van Hees draagt haar vertalersgeluk uit in Selexyz Scholtens, Groningen.

Onze tournee `Vertalersgeluk' is voorbij. Jammer, we begonnen te wennen aan het applaus en de bloemen en vooral aan de gezelligheid. In wisselende samenstelling trokken we door het land om in boekhandels te praten over de mooie kanten van het vak. Met veel dank aan Nicolette Hoekmeijer en Hanneke Marttin voor de perfecte organisatie. Hieronder mijn eigen tekst, die vooral handelt over Drie sterke vrouwen van Marie NDiaye, maar ook over vertalen in het algemeen. De gezamenlijke teksten komen op de website van het Letterenfonds.

Ik heb mijn morsige pyjama verwisseld voor wat beschaafdere kledij en hier sta ik: een gelukkige vertaalster. Niet alleen ben ik gelukkig omdat de door mij vertaalde roman Drie sterke vrouwen is bekroond met de Europese Literatuurprijs, ik ben vooral gelukkig omdat ik mijn werk al jaren met plezier doe.
          In die jaren heb ik veel boeken vertaald, en elk boek bracht me in een nieuwe wereld. De mensen vragen me weleens: vertaal je alleen maar Frans? Ja, en alleen maar uit het Frans in het Nederlands, en bovendien nog niet eens alle genres: ik vertaal geen jeugdliteratuur, geen gedichten. En dat werk doe ik thuis. Als ik dat allemaal heb verteld, zie je de mensen denken: wat een zielig bestaan.
Maar dat is verkeerd gedacht.
          Natuurlijk zitten er ook negatieve kantjes aan het vak. In haar inleiding wees Nicolette er al op dat vertalers wel erg onzichtbaar zijn. Het valt mij de laatste tijd weer eens extra op, nu er steeds meer luisterboeken komen. Neem bijvoorbeeld De dood in Venetië van Thomas Mann. Op de buitenkant staan de titel, de auteur en ook de naam van de voorlezer: Henk van Ulsen. Op de achterkant staat nog een korte biografie van dezelfde Van Ulsen. Maar de naam van de vertaler is nergens te vinden, ook niet binnenin. Alsof Thomas Mann het boek rechtstreeks in het Nederlands heeft geschreven, terwijl er toch een vertaler aan te pas moet zijn gekomen, die al zijn ambachtelijke kennis en creativiteit heeft aangewend om er een mooie en getrouwe Nederlandse tekst van te maken. Die vertaler is Hans Hom, maar het heeft wel wat gegoogel gekost voordat ik dat ontdekte.
          Het is overigens niet de bedoeling dat ik me verlies in gemopper, dit is immers een avond over Vertalersgeluk. Ik zal erin moeten berusten dat mensen zich nooit naar de boekhandel zullen haasten met de vraag: `Waar is de nieuwe Holierhoek? De titel en de auteur kunnen me niet schelen, als zij het maar heeft vertaald!’ Weliswaar is vertalen interpreteren, zoals ook het uitvoeren van een muziekstuk interpreteren is, maar ik ben geen Cecilia Bartoli.
          De Europese Literatuurprijs was vooral bedoeld voor het boek en voor de auteur, Marie NDiaye, maar de vertaalster werd niet vergeten, ze kreeg ook een geldbedrag en complimenten. Het kan in ieder geval geen slechte vertaling zijn geweest, want een slechte vertaling zou het zicht op het origineel hebben bemoeilijkt. Niet alleen is er een verschil tussen slechte en goede vertalingen. Een van de genoegens van het vertalen is ook dat je als vertaalster enigszins een eigen stempel op de tekst kunt drukken. Nicolette heeft dat al aangetoond aan de hand van het zinnetje over de schrijvers in Moskou, een heel simpel zinnetje dat door de deelnemers aan haar workshop op tien verschillende manieren was vertaald. Vertalen vraagt altijd om keuzes. Ook het stroomlijnen en vervlakken van een tekst is een keuze.
          Drie sterke vrouwen was de vierde roman van Marie NDiaye die ik heb vertaald. Ze is nog jong maar ze heeft al heel wat geschreven: nog veel meer romans dan die vier, en ook toneelstukken en hoorspelen. Drie sterke vrouwen is weer een indrukwekkende variatie op een thema dat in haar werk hardnekkig blijft terugkeren. Het is het thema van het nergens bij horen, alleen staan in een harde wereld, afgewezen worden door je dierbaren, door je eigen familie. En dat is bovendien allemaal je eigen schuld. De hoofdpersonen zijn geneigd de schuld bij zichzelf te zoeken; als ze door de anderen zo wreed worden behandeld, zullen zijzelf wel iets verkeerds hebben gedaan. Daarnaast zit er in het boek veel ironie en bevat het bizarre, groteske scènes. De bekrompenheid van bewoners van het Franse platteland wordt aan de kaak gesteld, hun hang naar luxueuze keukens waar ze misschien wel nooit in zullen koken, hun onvermogen om van hun tuin iets moois te maken.
          De drie vrouwen in dit boeken horen nergens echt thuis, niet in Europa en niet in Afrika. In recensies is enige kritiek geleverd op de titel van deze roman. Drie sterke vrouwen klinkt te feministisch, zo stelden sommigen, het doet te veel denken aan de jaren zeventig van de vorige eeuw. Marie NDiaye verklaart in een interview dat ze de titel heeft gekozen omdat ze graag een getal erin heeft, omdat de titel er grafisch goed moet uitzien en ook goed moet klinken. In het Nederlands is het effect uiteraard anders dan in het Frans. Overigens is de eindbeslissing over de titel altijd aan de uitgever, de vertaler mag meedenken maar daar blijft het bij.
          Het boek heet `roman’ maar eigenlijk zijn het drie lange verhalen, met elkaar verbonden qua thematiek, nauwelijks qua personages. Twee van de drie vrouwen zijn geboren in Senegal, de derde heeft een Senegalese vader maar is opgegroeid in Frankrijk. Deze vrouw heeft het in Parijs helemaal gemaakt. Ooit heeft haar vader haar broertje naar Senegal ontvoerd en nu gaat ze die broer daar in Dakar voor de rechtbank verdedigen. De tweede vrouw is door haar blanke man meegenomen naar Frankrijk en kan er niet aarden. De derde probeert vanuit Senegal naar Europa te gaan, met behulp van mensensmokkelaars. Die derde vrouw, Khady Demba, is de meest tragische. Haar tocht van Dakar naar Noord-Afrika is afschuwelijk, en uiteindelijk vindt ze de dood tegen het hek dat haar naar de verlossing uit haar armoe en ellende moet voeren. Ze wordt neergeschoten als ze met haar zelfgemaakte ladder dat hek beklimt.
          Actuele thema’s dus: de verscheurdheid tussen twee culturen, een ontvoerd kind, vluchten naar Europa. Dat alles wordt niet bepaald gladjes beschreven. Sommigen hebben het boek misschien al gelezen, anderen wil ik toch even waarschuwen. Dat doe ik door de eerste zin van het boek voor te lezen: En degene die haar ontving of die toevallig, zo leek het, op de drempel van zijn grote betonnen huis verscheen, in een aanzwellende, plotseling zo krachtige schittering dat zijn in lichte kleuren geklede lichaam die schittering zelf leek voort te brengen en te verspreiden, de man die daar stond, klein, zwaarder geworden, als een neonlamp omhuld door een wit schijnsel, die man, plotseling opgedoken op de drempel van zijn kolossale huis, had niets meer van zijn vroegere arrogantie, zei Norah meteen in zichzelf, was zijn fiere houding kwijt en ook zijn jeugdigheid, ooit zo raadselachtig constant dat ze onvergankelijk leek.
          Dit is geen zin die zegt: kom maar binnen, ik ga jullie een spannend en makkelijk leesbaar verhaal vertellen. In recensies over vertaalde boeken staat weleens: `De vertaling leest als een trein.’ Of de recensent heeft het over een `heel soepele vertaling.’ Zulke opmerkingen zijn dan bedoeld als positief, als een compliment. Welnu, Drie sterke vrouwen leest helemaal niet als een trein, en soepel kan ik de vertaling ook al niet noemen. Het origineel trouwens evenmin. Een vertaler moet vaak een klein gevecht leveren tegen zijn of haar neiging om de vertaling iets gewoner, iets toegankelijker te maken dan het origineel. Altijd ziet hij of zij in gedachte een lezer die na twee pagina’s zegt: `Wat een slechte vertaling, zo zég je het toch niet in het Nederlands!’ Die lezer bedoelt dan een neutraal, soepel en kleurloos Nederlands, ontdaan van elk persoonlijk stempel. Hij bedoelt niet het Nederlands van bijvoorbeeld Couperus, Gerard Reve, Kader Abdollah of Thomése, die ieder hun individuele draai aan de taal hebben gegeven, zoals NDiaye dat ook doet, en zoals dat in een vertaling moet worden gerespecteerd.
          Ik zal die lange zinnen van haar dus niet in kleinere zinnen gaan opsplitsen, dat zou afbreuk doen aan de stijl van het origineel. De vorm van die gecompliceerde zinnen onderstreept als het ware de inhoud, de benauwenis ervan. NDiaye dient ons geen gemakkelijke kost op. De inhoud van de roman is soms hartverscheurend, je wilt er als lezer misschien uit ontsnappen, maar de lange zinnen sluiten zich onherroepelijk om je heen.
          Er staan overigens ook kortere zinnen in het boek, vooral als het niet gaat om het weergeven van gedachten maar om het weergeven van de feiten. Dan lezen we zinnetjes als: `Rudy stapte de auto uit en keek in de lucht. Vooralsnog gerustgesteld liep hij naar het hek. [...] Hij riep: ``Hé, Djibril!’’ [...] Rudy stak zijn hand op en zwaaide naar het kind.’ Enzovoorts.
          Maar binnen een en dezelfde zin kun je als vertaalster wel degelijk gaan schuiven en veranderen. Dat moet zelfs. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de bijvoeglijk naamwoorden – nu begint een korte technisch verhaaltje. In het Frans kunnen bijvoeglijk naamwoorden om het zelfstandig naamwoord heen worden gegroepeerd: une grande maison jaune et délabrée. In het Nederlands staan de bijvoeglijk naamwoorden meestal vóór het zelfstandig naamwoord. Dat kan tot een onelegante prop leiden: Een groot, geel, vervallen huis. In zo’n geval is het misschien beter om naar een andere oplossing te zoeken, bijvoorbeeld: een groot, geel huis in vervallen staat.
          Daar word ik ook gelukkig van, van dat knutselen en puzzelen. Anderzijds wordt het met het klimmen der jaren en met het groeien van de ervaring wel steeds moeilijker om te kiezen. Als beginnend vertaler zie je soms maar een paar keuzemogelijkheden, in het hoofd van een ervaren vertaler dringen zich er meteen een heleboel op. Het is een van de oorzaken van het feit dat vertalen steeds trager gaat, althans bij mij.
          Soms liggen de problemen dus vooral bij het herformuleren, soms liggen de problemen vooral bij het interpreteren van het origineel. Op dit moment vertaal ik onder andere het verzameld werk van de Franse filosoof René Descartes. Daarbij geldt: heb ik het Frans eenmaal begrepen, dan is het herformuleren in het Nederlands niet meer zo verschrikkelijk moeilijk. Bij Descartes splits ik ook weleens een lange zin in kortere zinnen, omdat in zijn geval de boodschap belangrijker is dan de vorm. Het eigene van de stijl van Descartes zit volgens mij niet zo in de lengte van zijn zinnen, meer in de vergelijkingen die hij gebruikt en in de manier waarop hij zich tot zijn lezers wendt.
          Begin september kwam Marie NDiaye naar Amsterdam om de Europese Literatuurprijs in ontvangst te nemen. Eens te meer bleek dat ze niet erg geneigd is om uitleg te geven over haar werk. Laat dat werk maar voor zichzelf spreken, is haar motto, en daar kan ik haar wel gelijk in geven. Ze woont tegenwoordig in Berlijn, maar ze is geboren in het Franse Pithiviers. Ondanks haar Senegalese familienaam en haar exotische uiterlijk is haar band met Afrika niet bijzonder innig. Haar Senegalese vader verdween al tamelijk snel uit haar leven, haar blanke moeder was lerares aan een middelbare school. NDiaye weet weinig van Afrika, verklaarde ze in een interview, ze was er maar kort op bezoek bij haar vader en ze voelt zich altijd wat ongemakkelijk als andere zwarte vrouwen haar aanspreken met `sister’. De magie die soms in haar boeken voorkomt heeft ook niets met Afrika te maken, verklaarde ze nadrukkelijk. Desondanks moet haar donkere huid haar in haar jeugd in de Franse provincie een speciale positie hebben gegeven, de positie van betrekkelijke buitenstaander.
          Toen ik Trois femmes puissantes vertaalde, heb ik haar in Berlijn bezocht om vertaalvragen aan haar voor te leggen. Uiteraard kan ze me niet helpen met herformuleren, maar ze kon wel helpen met het verduidelijken van het Frans. Ik vroeg haar bijvoorbeeld of ze uitdrukkingen als amour désincarné en voix hachée wilde parafraseren; ze gebruikt heel veel bijvoeglijk naamwoorden! Een gesprek levert in zo’n geval meer op dan mailcontact, is mijn idee. Je auteur horen praten, horen hoe ze haar zinnen formuleert, vind ik bijzonder verhelderend. Het geeft trouwens ook een geluksgevoel, samen in een boek duiken dat je intussen allebei heel goed kent.
          Ik kan u als potentiële lezers een gelukje in het vooruitzicht stellen: de drie verhalen over de drie vrouwen zijn niet heel blijmoedig, maar ze hebben alle drie een soort happy end. Ze eindigen alle drie met een contrapunt waarin, heel kort, een ander licht op het ongemakkelijke leven van die drie vrouwen wordt geworpen. Het is een korte opluchting na de wrede, schrijnende verhalen zelf: zó zou je hun situatie ook kunnen zien. Ondanks de lastige stijl en het zware onderwerp raad ik u aan, dit prachtige boek toch maar te gaan lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten