Elisabeth van de Palts (1618-1680) is vaak in mijn gedachten, maar meestal als een zwijgende aanwezigheid. De kunst om op de achtergrond te blijven verstond ze voortreffelijk. Bijna alle sporen van haar bestaan heeft ze zelf uitgewist, en het is louter toeval dat haar brieven aan Descartes ergens in de jaren 1870 alsnog werden gevonden, in de vorm van kopieën van kopieën, of misschien daar weer kopieën van.
Haar broers en zussen deden veel meer van zich spreken. Wat een woelig en origineel clubje! Broer Maurits was piraat, zus Louise Hollandine schilderde, Filips nam op klaarlichte dag eerwraak en stak een Franse officier neer op het Lange Voorhout in Den Haag, Rupert werd admiraal, om er een paar te noemen. De jongste zus, Sophie van Hannover, schreef memoires en reisverslagen. Onlangs was ik in Bad Iburg, waar Sophie ruim tien jaar woonde. Het kasteel staat er nog. Het portret van Sophie en haar man, Ernst August van Hannover, hangt er nog. Van Elisabeth is gelukkig ook een mooi portret bewaard gebleven in het museum in Heidelberg, geschilderd door Gerard van Honthorst. En ondanks haar hang naar onopvallendheid ga ik op 8 oktober het een en ander over Elisabeth van de Palts vertellen, op de jubileumdag van de Stichting Vrouwengeschiedenis van de Vroegmoderne Tijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten