Zelfs bij Descartes zitten we in een grensgebied. Dat wordt duidelijk in deel 2 van de Descartes Bibliotheek, waarin drie teksten staan: De wereld, De mens en Het zoeken naar de waarheid. De eerste twee teksten zijn een soort fabels waarin de filosoof als een demiurg, vanuit het niets, een wereld creëert naast de wereld zoals wij die kennen. In zijn zelfgeschapen wereld plaatst hij vervolgens levende wezens. Wereld en mens gaan in die fabels overigens steeds meer lijken op onze eigen situatie. De fabel-constructie was vooral bedoeld om eventuele kritiek van de kant van de autoriteiten te ontwijken. Ach, het is maar een verzinsel, zou hij altijd kunnen zeggen. Desondanks heeft Descartes op het laatst afgezien van publicatie, uit angst dat hem hetzelfde zou overkomen als Galilei: een veroordeling door Rome.
Een tweede fantastisch element in deze teksten is de deeltjestheorie. Descartes meende dat het hele universum was opgebouwd uit allemaal eendere deeltjes. Hij verklaart alle verschijnselen met behulp van de beweging van die deeltjes, die samenklonteren, zich splitsen, snel voortgaan of zich juist niet verroeren. Hij kiest voor deze theorie vanwege de eenvoud ervan, niet omdat hij de deeltjes heeft waargenomen. Maar eenvoud alleen is niet genoeg. Op het gebied van de natuurkunde is Descartes spoedig verdrongen door Newton.
Moeten we De wereld en De mens aanduiden als filosofie of als literatuur? Ik stop voorlopig met het plakken van etiketten en volsta met een diepe buiging voor de grote en veelzijdige filosoof, die een forse stap heeft gezet in de ontwikkeling van het denken en zijn gedachten ook nog pakkend wist te verwoorden.
(Foto: Paul Eyckelhof)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten