donderdag 21 april 2011

Intussen in het schuurtje

Of het in het schuurtje gebeurde weet ik niet precies, maar terwijl dochter Francientje in Santpoort rond het huis dartelde, deed vader René zijn onzachtzinnige dierproeven. Voor hem was een dier een automaat, een machine, en machines kunnen niet lijden, dus snij er maar op los ter wille van de wetenschap. De details vind ik met mijn hedendaagse gevoeligheid altijd moeilijk om te lezen.
                  Waaraan kon je de mens, begiftigd met een onsterfelijke ziel, onderscheiden van een zielloos wezen als een hond of een konijn? Volgens Descartes was de taal het onderscheidend kenmerk. En hoe voorkom je dat je een papegaai een ziel toeschrijft omdat het beest zich uitdrukt in woorden? De woorden van een papegaai zijn gekoppeld aan de passions, terwijl een mens zijn taal kan loskoppelen van deze `passies’. De mens kan woorden of tekens gebruiken over dingen die zich aandienen, zonder dat er een verband is met de emoties die in zijn lichaam worden opgewekt, schrijft Descartes in een brief aan de markies van Newcastle, en zelfs het meest volmaakte dier kan dat niet. En zelfs de minder volmaakte mens – een kind, een waanzinnige – kan dat wél.
            Descartes schijnt een hond te hebben gehad, die hond heette Monsieur Grat.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten