maandag 8 februari 2016

Een rommelige reus: Balzac

Al tientallen jaren had ik geen enkele roman van Honoré de Balzac meer opengeslagen. Zijn oeuvre was voor mij verstard tot een roerloze kolos, vergelijkbaar met het standbeeld dat Rodin van hem kapte. Maar nu zit ik in het Duitse vertalershuis, in de kamer met Franse literatuur van A tot en met M. Naast mijn werktafel strekt het werk van Balzac zich over verscheidene planken uit. Ik pakte eergisteren La femme de trente ans uit de kast, waarschijnlijk omdat mijn Zweedse collega me in een avondlijk gesprek had voorgehouden: zeventig jaar, ach, dat is het vroegere dertig. Zij en ik zijn rond de zeventig en haar opmerking had dan ook iets bemoedigends. Misschien schuilt er enige waarheid in, als ik goed begrijp wat Balzac schrijft over vrouwen van rond de dertig en zijn verbazend genuanceerde analyses vergelijk met mijn eigen positie in het leven: er is al veel om op terug te kijken, de illusies zijn vervaagd, de ervaring is gegroeid, het geluk wordt des te inniger gekoesterd omdat er niet veel tijd meer rest.
         Aan het eind van de roman is de markiezin D’Aiglemont rond de vijftig en waarlijk oud, in Balzacs beschrijving. Ze heeft dan ook vreselijk geleden. En nu dreigt haar enig overgebleven dochter een buitenechtelijke relatie aan te knopen met een waardeloze vent die bovendien, zonder dat ze het weet, haar eigen halfbroer is. Het arme hart van de moeder is daar niet tegen bestand en ze sterft.
         Ik herinnerde me van Balzac vooral Le père Goriot. Op wikipedia lees ik dat die roman – door Hans van Pinxteren vertaald onder de titel Vader Goriot – dankzij de gezamenlijke Noorse boekenclubs en de Zweedse Academie op de lijst van de honderd beste boeken uit de wereldliteratuur prijkt. Een parmantig oordeel, maar in ieder geval is Le père Goriot een boek dat je nooit vergeet. La femme de trente ans maakt geen schijn van kans om zelfs maar tot de duizend beste boeken te gaan behoren. Het is een rommelig verhaal. Balzac heeft er zestien jaar aan geknutseld, met als resultaat primitief ogend knip- en plakwerk. Geen wonder dat de auteur zelf nu en dan het spoor bijster raakt.
 


Het mooist zijn de ragfijne schetsen van de vrouwenziel, de discrete aanduidingen van wat er in die ziel aan verwoestingen kan worden aangericht door een kil huwelijk en een botte sekspartner. Voor die empathische uiteenzettingen neem ik de rest graag op de koop toe, zoals daar zijn: de onwaarschijnlijke karakterontwikkeling van de markies, het wrede optreden van de piraten, de moordenaar die midden in de nacht op de deur klopt en meteen de dochter des huizes schaakt, de toevallige ontmoeting van een moeder en haar stervende dochter ergens in de Pyreneeën. De natuurbeschrijvingen blijven hoe dan ook prachtig; vroeger zou ik die als hinderlijke intermezzo’s hebben beschouwd, nu kan ik er volop van genieten, als moderne zeventigjarige vrouw die eigenlijk pas dertig is.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten