zaterdag 19 december 2015

Leren lezen

Onlangs besprak ik in ons vertaalatelier een fragmentje uit Discours sur le colonialisme van Aimé Césaire. Mijn belangstelling voor die tekst was gewekt via Critique de la raison nègre van Achille Mbembe, dat Katrien Vandenberghe en ik samen vertaalden. Mbembe schrijft bezadigder dan Césaire, die zijn Discours publiceerde in het begin van de jaren 1950 en fel uithaalt naar de slavenhandelaren van vroeger en vooral naar de kolonisten van zijn eigen tijd. Césaire was in die periode afgevaardigde van Martinique in de Franse volksvertegenwoordiging, waar de vernederingen hem niet bespaard bleven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een woordenwisseling met rechtse afgevaardigden, die ongeveer als volgt verliep:
Poimboeuf: `Wat zou u zonder Frankrijk eigenlijk zijn?’
Aimé Césaire: `Iemand die men niet zou hebben geprobeerd van zijn vrijheid te beroven.’
Theetten: `Dit is belachelijk!’
Caron: `U beledigt het vaderland.’
Bayrou: `U was toch maar wat blij dat men u heeft leren lezen.’
Aimé Césaire: `Niet dankzij u, meneer Bayrou, heb ik leren lezen, maar dankzij de opofferingen van duizenden en duizenden Martinikanen die hebben gezwoegd opdat hun zonen onderwijs zouden kunnen volgen.’
Ook toen was de toon in het Franse parlement dus al bepaald niet vriendelijk. Geen wonder dat Césaire in zijn Discours sur le colonialisme zijn medegekoloniseerden waarschuwt: beschouw iedere vertegenwoordiger van de koloniserende mogendheid als je vijand. Waarna een bonte opsomming volgt. Per slot van rekening was hij niet alleen volksvertegenwoordiger, maar ook een getalenteerd dichter, die de taal naar zijn hand wist te zetten. Zie als je vijanden, zo richt hij zich tot de gekoloniseerden, `niet alleen wrede gouverneurs en folterende prefecten, niet alleen zwepende kolonisten en hebzuchtige bankiers, niet alleen de gewetenloze graaiers en kruiperige magistraten, maar evenzeer de venijnige journalisten, de achterlijke academici die dol zijn op dollars, de metafysische Dogon-dwepers, de halfgare Belgische theologen…’ En zo foetert hij nog vele regels door. Het staat allemaal in zijn Discours sur le colonialisme aan het begin van hoofdstuk 4.     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten