zaterdag 6 juli 2013

Langs de rand van het Niets

Ons vertaalatelier heeft het thema `artistieke ambitie in de negentiende eeuw’ bij de kop genomen. Het bracht me vanzelf terug bij Stéphane Mallarmé. Samen met Han Evers vertaalde ik van Mallarmé het fragmentarische en duistere Igitur. Han woonde in Tilburg bij mij om de hoek, hij werkte in de gemeentebibliotheek aan het eind van mijn straat. Dit alles speelde zich af in de papieren prehistorie. Ik bezocht die bibliotheek geregeld om de zesdelige Grand Robert te raadplegen, alle delen uitgespreid op een grote tafel in de leeszaal. Zo kwamen we in contact. Onze vertaling verscheen uiteindelijk in nummer 32 van het tijdschrift Raster.
Ik herlas nu de biografie van Mallarmé door Jean-Luc Steinmetz, verschenen in 1998. Bijna zeshonderd pagina’s over een tamelijk saai bestaan, completer kan een biografie niet zijn, temeer daar aan het werk en aan hoe het te interpreteren niet heel veel aandacht wordt besteed. Hoe zou het na de dood van de dichter zijn gegaan met zijn dochter Geneviève, de vrouw met de open blik? Ik neem aan dat ze bij haar depressieve moeder is gebleven. Laat ik dat nog eens uitzoeken.

Mallarmé wees voortdurend vooruit naar het Grote Werk dat er uiteindelijk nooit is gekomen. De snippers die hij ervan publiceerde waren overigens adembenemend van gecompliceerde schoonheid. Hij werd  geobsedeerd door het Niets en probeerde er in zijn werk langs kronkelige wegen zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. Dat flitsend oplichten van nooit vervulde mogelijkheden, schrijnend van onbereikbaarheid: daarin heeft zijn werk mij het meest getroffen en heeft het mij als vertaalster en als lezend mens het grootste profijt gebracht. Hijzelf was trouwens ook vertaler: van de door hem bewonderde E.A. Poe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten