We waren in Weimar, de stad
van Goethe en Schiller. De beide literaire grootmeesters staan op het plein
voor het theater, beiden grijpend naar dezelfde lauwerkrans. Eenmaal
thuisgekomen pakte ik Michel Tournier weer eens uit de kast. Hij schreef over
Weimar, herinnerde ik me, zowel in Célébrations als in Le bonheur en Allemagne?. Het zijn
erudiete, speelse en toegankelijke stukken, zoals we dat van Tournier
gewend zijn. In Épilogue weimarien
vertelt hij hoe hij op 28 augustus 1999 in Weimar een rede hield ter gelegenheid
van Goethes tweehonderdvijftigste geboortedag. Op dat moment was het stadje compleet
in feeststemming: het plein zwart van de mensen; borstbeelden van Goethe van
alle soorten materiaal in iedere etalage, bij de slager zelfs een borstbeeld gecreëerd
van reuzel; een restaurant waar de kelners verkleed waren als Werther en de
serveersters als Lotte.
Tournier memoreert
dat Goethe Frans heeft geleerd dankzij de Zevenjarige Oorlog, toen Frankfurt
door het Franse leger werd bezet en een Franse officier zijn intrek nam bij de
familie van de op dat moment tienjarige Wolfgang. Verder doet hij een suggestie
voor een eigenaardig spelletje: noem drie kunstenaars wier leven in elkaar past.
Goethe werd eerder geboren dan Schiller en ging later dan Schiller dood, Novalis
werd later geboren dan Schiller en ging eerder dan Schiller dood. Ander
voorbeeld van zo’n matroesjka-achtige constructie: Cézanne, Gauguin, Van Gogh. Tournier schudt ze met gemak uit zijn mouw.
In de
winkels van Weimar worden veel ansichtkaarten verkocht met daarop bekende teksten
van Goethe. Maar de enige tekst die ik ergens op een muur zag staan, was vreemd genoeg afkomstig van de Franse schrijver Jules Renard. In vertaling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten