Ach, Brabant! Ik woonde er 25 jaar, en al die tijd lukte het me niet de Brabantse ziel te doorgronden. Met carnaval wierp ik me in het gewoel, jarenlang notuleerde ik in Tilburg de gemeenteraadsvergaderingen, ik at Bossche bollen en worstenbrood, maar mijn integratie bleef twijfelachtig. Je vindt meestal waar je naar op zoek bent, en zo vond ik niet de Brabantse gemoedelijkheid maar Marietje Kessels, als elfjarig meisje vermoord in een kerk, Vincent van Gogh en zijn gekwelde jeugdjaren, de raadselachtige Bisschop Zwijsen en de Fraters van Tilburg. Geen van allen vrolijke figuren, en kennelijk gaat mijn belangstelling daarnaar uit.
Gisteren las ik De goede moordenaar van Antoon Coolen, ook al geen vrolijk boek, verschenen in 1931 en geschreven in de taal van de Peel. Daar speelt het ook, in een dorp waar een paar huisjes zich uit een vage achtergrond losmaken en de rest in duisternis gehuld blijft. Evenzo worden slechts een paar personages uit het dorp belicht, maar wat voor personages! Ze hebben ontroerende en tegelijk onbegrijpelijke karakters. Ze bewegen zich aan de rand van de dorpssamenleving. Ze zwijgen bijna voortdurend en laten zich leiden door hun instincten. Het verhaal van die primitieve mensen zit prachtig in elkaar. Het decor is dat van een streekroman, maar het doen en laten van de personages heeft een universele strekking.
In 1936 werd dit boek in het Frans vertaald door Marcelle Schlomer. Jean Giono schreef een voorwoord bij die vertaling. Hij was enthousiast, herkende in Coolen een geestverwant. Zo zorgde de door mij bewonderde Giono ervoor dat ik De goede moordenaar ging lezen. Niet in de Franse vertaling, al leest dat in zekere zin makkelijker dan het origineel. Ter illustratie: staat er in het Nederlands `Zij heeft zijn eten verrig gezet. Na een hortje zegt ze:...’, dan staat er in de vertaling `Elle lui apporte son repas. Après un instant elle dit:...’ Het vertalen van streektaal is nu eenmaal een frustrerend karwei, je kunt in zo’n geval niet veel anders dan de regionale elementen verdoezelen.
Die gestroomlijnde vertaling is in 1995 nog eens herdrukt onder de titel La faute de Jeanne Le Coq. Het boek werd bij die gelegenheid lovend besproken in Le Monde, terwijl het in Nederland niet meer te koop is. Dankzij vertalingen bewandelen boeken vaak grillige paden.
Mijn eigen exemplaar van het origineel is een zesde druk uit 1942. Het was toen oorlog, en het omslag is een soort behangselpapier. Maar dat behangselpapier omsluit een verhaal dat me meteen greep en niet meer losliet. En al is het moeilijker te lezen, ik prefereer het dialect boven het gladdere Frans. Het merkwaardige is: ik krijg er heimwee door naar Brabant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten