Nog nooit heb ik zo
vaak het Franse volkslied horen zingen en spelen als in de afgelopen weken. De
droevige aanleiding is maar al te bekend. Zo’n volkslied is een bindmiddel, een
expressiemogelijkheid, een uitlaatklep, en als zodanig kan het goede diensten bewijzen in benarde
tijden. Maar ik moet toch ook geregeld terugdenken aan de reserves die de Franse
filosoof Michel Serres ten aanzien van de Marseillaise formuleert. Hij schrijft dat hij niet graag meezingt over woeste soldaten die brullend en
dreigend optrekken om je vrouwen en kinderen te kelen. Hij zal de enige niet zijn met zulke reserves, maar dit fragment van hem uit
Récits d’humanisme staat me op dit moment het
helderst voor de geest.
We hebben er afgelopen augustus in Utrecht flink op
gezwoegd tijdens de zomercursus over het vertalen van filosofische teksten. De
bejaarde Serres vraagt zich in dat fragment af of het wel juist is om de
jongere generaties te verwijten dat ze zo individualistisch zijn. Want is er nog wel
een groep waar we bij zouden willen horen? Serres’ eigen oorlogsherinneringen
zijn te wrang om hem in de richting van het vaderland, van welk vaderland dan
ook te drijven. Veeleer voelt hij zich Gascogner, of anders wereldburger. En
die bloeddorstige tekst van de Marseillaise kunnen we maar beter vergeten,
vindt hij. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat kinderen zingen over het onzuivere bloed van vreemde soldaten dat onze akkers moet gaan doordrenken?
Serres
is een optimist, die niet van xenofobie kan worden beticht. Van hem mogen
vreemdelingen aan zijn tafel plaatsnemen, om samen te lachen en te eten. Van
hem mogen ze flirten met zijn dochters. `Niets is erger dan alleen maar houden
van eigen,’ zoals een van de Utrechtse studenten een lastige zin uit het bedoelde
fragment vertaalde.
Dan zingt de tekst van ons eigen Wilhelmus een stuk makkelijker
dan die Franse oproep tot geweld. Het Wilhelmus is een lied van vroomheid en
vrijheidsdrang, waarin weliswaar oorlog woedt maar dan abstracter en minder
agressief: Oorlog, mijn arme schapen die
zijt in groten nood, uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid. Meestal
zingen we trouwens niet meer dan het eerste couplet, dat overloopt van deemoed en zelfrechtvaardiging. De rest kent vrijwel niemand meer.
Margreet Fogteloo en Bert Wiske hebben alle volksliederen
van de wereld verzameld in een boek waarin de nationale hymne van elk land
wordt toegelicht en vertaald, van Afghanistan tot Zuid-Korea. Op de
bijgeleverde cd wisselen plechtstatige en heldhaftige melodieën elkaar in
verpletterende saaiheid af. De muziek van de Marseillaise klinkt daartussen tamelijk fris en vrolijk. Kan er misschien een nieuwe tekst bij?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten