zondag 29 november 2015

Aux armes, citoyens?


Nog nooit heb ik zo vaak het Franse volkslied horen zingen en spelen als in de afgelopen weken. De droevige aanleiding is maar al te bekend. Zo’n volkslied is een bindmiddel, een expressiemogelijkheid, een uitlaatklep, en als zodanig kan het goede diensten bewijzen in benarde tijden. Maar ik moet toch ook geregeld terugdenken aan de reserves die de Franse filosoof Michel Serres ten aanzien van de Marseillaise formuleert. Hij schrijft dat hij niet graag meezingt over woeste soldaten die brullend en dreigend optrekken om je vrouwen en kinderen te kelen. Hij zal de enige niet zijn met zulke reserves, maar dit fragment van hem uit Récits d’humanisme staat me op dit moment het helderst voor de geest. 
We hebben er afgelopen augustus in Utrecht flink op gezwoegd tijdens de zomercursus over het vertalen van filosofische teksten. De bejaarde Serres vraagt zich in dat fragment af of het wel juist is om de jongere generaties te verwijten dat ze zo individualistisch zijn. Want is er nog wel een groep waar we bij zouden willen horen? Serres’ eigen oorlogsherinneringen zijn te wrang om hem in de richting van het vaderland, van welk vaderland dan ook te drijven. Veeleer voelt hij zich Gascogner, of anders wereldburger. En die bloeddorstige tekst van de Marseillaise kunnen we maar beter vergeten, vindt hij. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat kinderen zingen over het onzuivere bloed van vreemde soldaten dat onze akkers moet gaan doordrenken?
Serres is een optimist, die niet van xenofobie kan worden beticht. Van hem mogen vreemdelingen aan zijn tafel plaatsnemen, om samen te lachen en te eten. Van hem mogen ze flirten met zijn dochters. `Niets is erger dan alleen maar houden van eigen,’ zoals een van de Utrechtse studenten een lastige zin uit het bedoelde fragment vertaalde.
         Dan zingt de tekst van ons eigen Wilhelmus een stuk makkelijker dan die Franse oproep tot geweld. Het Wilhelmus is een lied van vroomheid en vrijheidsdrang, waarin weliswaar oorlog woedt maar dan abstracter en minder agressief: Oorlog, mijn arme schapen die zijt in groten nood, uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid. Meestal zingen we trouwens niet meer dan het eerste couplet, dat overloopt van deemoed en zelfrechtvaardiging. De rest kent vrijwel niemand meer. 
 
Margreet Fogteloo en Bert Wiske hebben alle volksliederen van de wereld verzameld in een boek waarin de nationale hymne van elk land wordt toegelicht en vertaald, van Afghanistan tot Zuid-Korea. Op de bijgeleverde cd wisselen plechtstatige en heldhaftige melodieën elkaar in verpletterende saaiheid af. De muziek van de Marseillaise klinkt daartussen tamelijk fris en vrolijk. Kan er misschien een nieuwe tekst bij?

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten