Gisteravond bezocht ik
een concert in de Nieuwe Kerk in Den Haag: Die
Kunst der Fuge, uitgevoerd door een aantal leden van Holland Baroque. Een mysterieuze compositie in alweer een
verrassende interpretatie.
De Franse literatuur heeft veel deuren voor me geopend, zo
ook de deur naar dit magistrale werk van Johann Sebastian Bach. Ik sloeg er
vanochtend Le vent Paraclet nog eens
op na, de `intellectuele autobiografie’ van Michel Tournier. Daarin merkt hij
op dat Die Kunst der Fuge zijn
voornaamste inspiratiebron is geweest bij het construeren van het schema
voor Le roi des aulnes, de roman die
door Jenny Tuin in het begin van de jaren zeventig werd vertaald als De elzenkoning. Tournier omschrijft
Bachs onvoltooid gebleven werk als `het
rijkste, strengste, ontroerendste muziekstuk dat ooit in een mensenhoofd is
uitgedacht en door een mensenhand is neergeschreven, het niet te overtreffen
ideaal van elk kunstwerk waar alle kunstenaars – welk uitdrukkingsmiddel ze ook
hanteren – de blik op gericht zouden moeten houden.’ Bij het concipiëren van De elzenkoning, licht hij verder toe,
heeft hij als algemeen thema dragen gekozen. In de roman is dat thema contrapuntisch afgewikkeld,
verschoven, omgedraaid, binnenstebuiten gekeerd, vermomd, versierd,
opengebroken en tot bovennatuurlijke dimensies opgerekt.
De bovennatuurlijke apotheose vormt het slotstuk van de
roman. De Tweede Wereldoorlog loopt op dat moment ten einde. De hoofdpersoon, de
Franse dwangarbeider Abel Tiffauges, werkt in een napola mee aan het opvoeden van Duitse kinderen tot de toekomstige elite
van het Derde Rijk. Hij doet dat bepaald niet tegen zijn zin, gefascineerd als
hij wordt door jonge jongens. Op een nacht treft hij ergens langs de weg een
uitgeput joods kind aan, ontsnapt uit een concentratiekamp. Hij verstopt het op
de zolder van de napola, voedt en
verzorgt het. Intussen vertelt het jongetje hem gruwelverhalen over Auschwitz, een
schaduwwereld, een wereld in contrapunt
waar Tiffauges tot dan toe geen weet van had. In een sinister decor van tankaanvallen
en gespieste kinderen gaat hij ervandoor, met Efraïm op zijn schouders. Die
begint steeds zwaarder te wegen, Als een Christoffel zinkt Tiffauges uiteindelijk weg in
een moeras, terwijl de jongen verandert in een ster die, zespuntig, flonkert
aan de hemel.
Het is en blijft een prachtige roman. Rondom de primaire structuur,
die dus wordt gevormd door het thema van het dragen, is
in heldere taal en met pakkende details een overvloedige stoffering aangebracht.
De dubieuze Tiffauges, een wel erg gewillige dwangarbeider die kinderen rooft in
opdracht van het Derde Rijk, zal niet bij iedereen in de smaak zijn gevallen. Desondanks
werd de roman in 1970 bekroond met de Prix Goncourt.
Een andere Prix Goncourt, maar dan uit 2006, is de roman Les bienveillantes ofwel De welwillenden, geschreven door
Jonathan Littell en kort na 2006 vertaald door Janneke van der Meulen en door mij. Er zijn nogal wat punten van
overeenkomst met De elzenkoning. Ik noem er een paar: het verhaal speelt in de Tweede Wereldoorlog, de hoofdpersoon Max Aue is een overtuigde nazi. Aue is een creatie van de schrijver maar wordt omringd door historische
figuren als Himmler en Eichmann, zoals Tiffauges Göring en andere nazi-kopstukken ontmoet.
En opnieuw stuiten we
hier op Die Kunst der Fuge, zij het
in een andere context. In De welwillenden
is SS-officier Aue op de vlucht vanuit Oost-Pruisen, want de Russen rukken
op in de richting van Berlijn. In een kerk ergens in Pruisen zit een officier van de Wehrmacht
Bach te spelen. `Alles kunnen ze kapotmaken,’ aldus deze militair, `maar dit
niet. Dit zal altijd blijven, zelfs als ik ophou met spelen.’ Maar bij Contrapunt
V ontsteekt Aue plotseling in razernij en schiet de ander dood. Terwijl hij toch
een groot Bach-liefhebber is. Het lijkt of hij die zuivere schoonheid niet meer
verdraagt, na al het geweld dat hij om zich heen heeft gezien en waaraan hij
steeds gretiger is gaan meedoen. Deze scène van de in bloed gesmoorde Kunst der Fuge is de opmaat naar een orgie
van destructie en dood, enigszins vergelijkbaar met de ondergang van de napola waar Tiffauges net op tijd uit
weet te vluchten.
De toneelbewerking van De
welwillenden door Guy Cassiers is voorlopig nog te zien, in Utrecht,
Rotterdam, Breda en nog andere steden. Mij viel het toneelstuk tegen: te veel,
te snel. Misschien de gebruikelijke reactie van een vertaalster die anderhalf jaar met de tekst bezig is geweest. Het was wel weer een goede gelegenheid om me opnieuw in die complexe roman
te verdiepen. Bovendien zijn er inmiddels meer zinnige analyses en commentaren over
verschenen, zoals Schwarzer Peter van
Martin von Koppenfels. Daarover een volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten