zaterdag 30 november 2013

Verbrokkeld Noorden


In het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde staan altijd korte teksten over leden die recentelijk zijn gestorven. Zulke teksten worden `levensberichten’ genoemd, en dat klinkt toch aangenamer dan In memoriam. Voor het komend jaarboek heb ik geprobeerd een korte beschrijving te geven van het leven van Diederik Grit, vooral van de professionele kant daarvan. Het bood me de gelegenheid nog eens te bladeren in zijn proefschrift getiteld Driewerf zalig Noorden. Daarin wordt geschetst wat een verbrokkeld beeld ons in de loop der jaren eigenlijk is voorgeschoteld van de Scandinavische literatuur: Ibsen naast Het geslacht Björndal, Kierkegaard naast Andersen, en daartussen vele lege plekken. Het beeld hangt van toevalligheden aan elkaar. Voor liefhebbers een spannend betoog, waarin losse elementen in een verrassend verband worden geplaatst. En een model voor andere receptiestudies.

Het levensbericht zelf staat hieronder:

Diederik Christoph Grit
Groningen 22 maart 1949 − Maastricht 6 maart 2012*

‘Veel Nederlanders laten zich er graag op voorstaan dat ze Engelse literatuur in het origineel lezen, met als argument: “in een vertaling gaat altijd zoveel verloren”. Ik ben ervan overtuigd dat juist voor deze snobs zelf heel veel verloren gaat, doordat ze moeten gokken naar de precieze betekenis van allerlei Engelse woorden. Ze zouden vreselijk falen als je ze vroeg een willekeurige bladzijde in zijn geheel te vertalen.’

maandag 25 november 2013

Zonder techniek

Het artikel over Sandfort moet nog worden uitgebreid met een analyse van zijn Céline-vertaling. Een technisch verhaal wordt dat. Hieronder dan ook de ingekorte versie, de geschiedenis van een vertaler die onverdroten zat te werken, vaak in de bibliotheek. In die zin was hij dus een `zichtbare vertaler'. 
De illustratie is van Gustave Doré: de reus Gargantua eet zes pelgrims in zijn salade. De pelgrims proberen wanhopig aan zijn malende kiezen te ontkomen.  

Een eenzame ploeteraar: J.A. Sandfort

Wie op de site van antiqbook.nl zijn naam intikt, ziet prompt een reeks van boektitels op het scherm verschijnen. Van Montesquieu tot D.H. Lawrence, van Yourcenar tot abbé Prévost, van Boccaccio tot Maxim Gorki: allemaal nam hij ze onder handen. Frans, Engels, Italiaans én Russisch? Zo veelomvattend was zijn talenkennis vermoedelijk niet, hij vertaalde ook wel via onduidelijke omwegen. Hij bewerkte (De moeder van Gorki), selecteerde (uit de Perzische brieven van Montesquieu) en correspondeerde (met L.-F. Céline). Zijn vertalingen zijn verdrongen door andere, modernere en vaak betere. Wat vooral blijft is zijn correspondentie met Céline, die jaren na zijn dood alsnog in druk verscheen.

maandag 18 november 2013

Ingedikte Perzen

Op verzoek van het tijdschrift Filter verdiepte ik me de afgelopen tijd in leven en werken van de vertaler J.A. Sandfort (1893-1959). Zijn leven lijkt me uit de verte gezien tamelijk treurig, zijn vertalingen zijn vergeten en vrijwel onvindbaar. Het bekendst is hij gebleven dankzij Peter Altena en Michel Uyen, die in de jaren tachtig zijn archief vonden en uitpluisden, waarna ze zijn correspondentie met Céline hebben gepubliceerd, opgesierd met het enige portret dat ze uit dat archief hadden kunnen opdiepen en dat ook al niet erg vrolijk is.

Ik kende al iets van Sandforts werk omdat hij de Perzische brieven van Montesquieu had vertaald, later door mij weer opnieuw vertaald. Zijn vertaling verscheen in 1939 bij de Wereldbibliotheek. Ik kijk altijd graag nog even in oudere vertalingen om na te gaan hoe bepaalde netelige kwesties door mijn voorganger zijn opgelost. Dat doe ik in het laatste stadium, om beïnvloeding te vermijden. Ik hoefde me in dit geval niet beschroomd te voelen dat ik Sandfort als het ware verdrong: zijn vertaling was al zo lang alleen nog antiquarisch verkrijgbaar, en bovendien had hij een kwart van het origineel weggelaten. Montesquieu kon niet meer protesteren, anders dan Céline toen Sandfort hem vroeg of hij diens Voyage au bout de la nuit met een kwart mocht inkorten. Dat protest van Céline was zo heftig dat de uitgever prompt inbond. In die tijd heerste overigens algemeen de opvatting dat Voyage au bout de la nuit te lang was.
     In Sandforts vertaling van de Lettres persanes is geen enkele brief van en naar het serail terug te vinden. De Nederlandse lezers van toen hadden dus geen weet van de intriges van eunuchen en haremvrouwen, noch van de passie en het geweld waar de roman in uitmondt. Sandfort schreef bij zijn vertaling een uitvoerige inleiding, maar daarin staat niets over de inhoud van de weggeselecteerde brieven, noch over de reden waarom ze waren geschrapt. Overdreven preutsheid? Er gebeurt in dat serail natuurlijk wel het een en ander, al zal een hedendaagse jongeling niets opwindends zien in wat allemaal tamelijk omslachtig wordt gesuggereerd. Uitgeverij de Wereldbibliotheek had zich in de vooroorlogse jaren tot taak gesteld het volk te verheffen, misschien was dat de reden? Het volk diende wijze lessen tot zich te nemen over culturele verschillen. Haremverhalen pasten daar misschien niet zo bij, al vormen ze wel de rode lijn die het boek tot een aangrijpende roman maakt, tot een schreeuw van protest tegen de machteloze positie van de vrouw in het toenmalige Perzië. 
     Mijn bredere verhaal over Sandfort komt nog.