Al tientallen
jaren had ik geen enkele roman van Honoré de Balzac meer opengeslagen. Zijn
oeuvre was voor mij verstard tot een roerloze kolos, vergelijkbaar met het standbeeld
dat Rodin van hem kapte. Maar nu zit ik in het Duitse vertalershuis, in de
kamer met Franse literatuur van A tot en met M. Naast mijn werktafel strekt het
werk van Balzac zich over verscheidene planken uit. Ik pakte eergisteren La femme de trente ans uit de kast,
waarschijnlijk omdat mijn Zweedse collega me in een avondlijk gesprek had voorgehouden:
zeventig jaar, ach, dat is het vroegere dertig. Zij en ik zijn rond de zeventig
en haar opmerking had dan ook iets bemoedigends. Misschien schuilt er enige
waarheid in, als ik goed begrijp wat Balzac schrijft over vrouwen van rond de
dertig en zijn verbazend genuanceerde analyses vergelijk met mijn eigen positie
in het leven: er is al veel om op terug te kijken, de illusies zijn vervaagd, de
ervaring is gegroeid, het geluk wordt des te inniger gekoesterd omdat er niet
veel tijd meer rest.
Aan het eind van de roman is de
markiezin D’Aiglemont rond de vijftig en waarlijk oud, in Balzacs beschrijving.
Ze heeft dan ook vreselijk geleden. En nu dreigt haar enig overgebleven
dochter een buitenechtelijke relatie aan te knopen met een waardeloze vent die bovendien,
zonder dat ze het weet, haar eigen halfbroer is. Het arme hart van de moeder is
daar niet tegen bestand en ze sterft.
Ik herinnerde me van Balzac vooral Le père Goriot. Op wikipedia lees ik dat
die roman – door Hans van Pinxteren vertaald onder de titel Vader Goriot – dankzij de gezamenlijke
Noorse boekenclubs en de Zweedse Academie op de lijst van de honderd beste
boeken uit de wereldliteratuur prijkt. Een parmantig oordeel, maar in ieder geval is Le père Goriot een boek dat je nooit vergeet. La femme de
trente ans maakt geen schijn van kans om zelfs maar tot de duizend beste
boeken te gaan behoren. Het is een rommelig verhaal. Balzac heeft er zestien
jaar aan geknutseld, met als resultaat primitief ogend knip- en plakwerk. Geen wonder
dat de auteur zelf nu en dan het spoor bijster raakt.
Het
mooist zijn de ragfijne schetsen van de vrouwenziel, de discrete aanduidingen van
wat er in die ziel aan verwoestingen kan worden aangericht door een kil
huwelijk en een botte sekspartner. Voor die empathische uiteenzettingen neem ik
de rest graag op de koop toe, zoals daar zijn: de onwaarschijnlijke karakterontwikkeling
van de markies, het wrede optreden van de piraten, de moordenaar die midden in
de nacht op de deur klopt en meteen de dochter des huizes schaakt, de toevallige ontmoeting van een moeder en haar
stervende dochter ergens in de Pyreneeën. De natuurbeschrijvingen blijven hoe
dan ook prachtig; vroeger zou ik die als hinderlijke intermezzo’s hebben beschouwd,
nu kan ik er volop van genieten, als moderne zeventigjarige vrouw die eigenlijk
pas dertig is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten