dinsdag 13 september 2016

Thérèse Cornips herdacht

Afgelopen zaterdag kwamen we bijeen. We waren met een stuk of veertig, samen een groot deel van de kring van mensen die haar – van nabij of van wat verder weg – tijdens haar leven hadden omringd. In zijn fijnzinnige welkomstwoord memoreerde Constantijn Kelk haar krachtige persoonlijkheid, haar vele talenten, maar ook de huiselijke briefjes die in Renouprez overal waren bevestigd zoals Niets door de gootsteen gooien, behalve vloeibare stoffen  s.v.p.; Niet aan deze kraan draaien !!!`
         Ook gaf hij een treffende beschrjving van haar late geluk met Carlos van Regteren Altena:  Wij als vriendinnen en vrienden van Thérèse hebben haar geweldige opleving na het begin van haar permanente samenzijn met Carlos vreugdevol aanschouwd en meegemaakt. Ik heb nog altijd het aandoenlijke tafereel op mijn netvlies hoe zij op een zonnige dag in Renouprez dolgelukkig samen in Carlos’ sportautootje met het dak opengeslagen stapten om een tochtje door de omgeving te maken. Beiden waren zij getooid met hagelwitte hoedjes op het hoofd, die met het verdwijnen van de auto in de verte nog het langst als witte stipjes zichtbaar bleven. Carlos’ aanwezigheid betekende ieder jaar weer opnieuw een verrijking van ons verblijf aldaar, al was het maar omdat ook Thérèse daar zo merkbaar en zichtbaar van opknapte.  Zij hebben samen nog, ondanks hun fysieke euvelen,  soms wel bewogen maar al met al toch zeer gelukkige jaren beleefd. Carlos heeft Thérèse enorm bijgestaan bij het doornemen van haar teksten en met vele ander dingen. Als bij hen naar de gezondheid werd geïnformeerd, antwoordden ze het liefst: Bedonderd, maar niet tragisch. Zo kun je met zich herhalende tia’s en met toenemende blindheid en zo meer samen toch nog prettig oud worden.
         Thérèse wilde geen familie of vrienden bij haar crematie, maar nu konden we het een beetje inhalen, herinneringen uitwisselen en – zoals dat ook vaak gebeurt na een uitvaart – behoedzaam overgaan tot de orde van de dag. Maud Peereboom had er haar huis en tuin gastvrij voor opengesteld. Ik ben Maud en de andere leden van het stichtingsbestuur buitengewoon dankbaar voor deze serene en  vriendschappelijke middag.
         De Proust-bibliotheek van Thérèse rust inmiddels in het Europäisches Übersetzer Kollegium in Straelen: de Franse Recherche in een aantal versies, haar vertalingen, de volledige correspondentie van Proust, biografieën, allerlei commentaren.  Voor wie zich nog eens in die doorleefde boekenverzameling van ettelijke meters wil verdiepen: Straelen ligt op 10 kilometer van Venlo en de medewerksters daar weten wat gastvrijheid is. Thérèse verbleef ooit in het EÜK, ze verwerkte haar herinneringen daaraan nog in de ultrakorte toespraak die ze mocht houden toen ze de Nijhoffprijs in ontvangst nam: in dat Kollegium  mocht je roken en ze had er interessante gesprekken gevoerd met Projektleiter Klaus Birkenhauer, vertelde ze. Ook die tijden zijn vervlogen: er wordt in het Kollegium niet meer gerookt en de betreurde Klaus Birkenhauer is al geruime tijd vóór haar gestorven.
        
Altijd weer vind ik Thérèse terug in haar vertalingen, waarin schilderachtige woorden zich aaneenrijgen tot adembenemende zinnen. Aan wie geen tijd heeft om de hele Recherche te lezen, raad ik vaak Plaatsnamen: de naam aan. Nog geen 60 pagina’s, maar zo vol proustiaanse thema’s. Ik sla het boekje open aan het eind, want ik ben in een stemming voor mooie afsluitingen : De herinnering aan een bepaald beeld is niets anders dan heimwee naar een bepaald moment; en huizen, wegen en lanen zijn, helaas, vluchtig als de jaren.        



vrijdag 2 september 2016

Het verlangen naar kennis, de wil tot weten



Het vertalen van filosofische teksten: mijn reis van dromen naar denken
(Ik schreef dit stukje voor `Vertaalverhaal')



Lang geleden meldde ik me aan voor de studie Frans in Leiden. Vol verwachting betrad ik het studentenleven. Het was in de tijd dat de Franse existentialisten populair waren. Ik droomde van een ongebonden leven als dat van Simone de Beauvoir.  Zoiets wilde ik ook: wonen in een sjofele kamer, werken in een café, met vrienden discussiëren over de vraag of het leven wel zin had en ’s nachts in kelders luisteren naar jazzmuziek, desnoods met een glas whiskey in de hand. Ach ja. Algauw bleek Leiden toch iets anders dan Parijs, en wat ernstiger was: de studie Frans bleek iets anders in te houden dan het lezen van de existentialisten. Niet literair genoeg, hoorde ik van de docenten. Verdiep je eerst maar eens in het Chanson de Roland, in het werk van Molière en Mallarmé. Veel later komt de twintigste eeuw dan wel aan de beurt, en daarvan vooral de literatuur, niet die teksten met filosofische pretenties.

         Gelukkig moest je na het kandidaatsexamen een bijvak kiezen en daartoe meldde ik me, alweer vol verwachting, bij het Filosofisch Instituut. Nog steeds zocht ik naar de existentialisten, maar wat ik op de Witte Singel in Leiden aantrof was de analytische filosofie van de Angelsaksen: Russell, Popper, Alfred Ayer. De existentialisten werden `niet filosofisch genoeg’ bevonden. De Franse filosofie was trouwens over de hele linie te zweverig, zo luidde daar de boodschap. Desondanks waren het heerlijke jaren, waarin ik veel heb geleerd: over logica en drogredenen, over Wittgenstein en Aristoteles – maar niet over de Franse filosofie.

         Uiteraard zitten studenten niet gevangen in hun studieprogramma, zeker niet in de jaren zestig, toen de studietijd nog comfortabel kon worden opgerekt. Door de jaren heen bleef ik de Franse filosofie met belangstelling volgen. Geleidelijk wisten uitgevers me te vinden en zo kreeg ik toch nog de kans filosofische teksten te vertalen van Simone de Beauvoir en Sartre maar ook van Foucault, Descartes, Bergson, van mijn grote vriend Montesquieu en van nog meer Franse denkers.

         Het is alweer een jaar geleden dat het ELV een korte cursus organiseerde in het vertalen van filosofische teksten uit het Duits of uit het Frans. Een mooi initiatief vond ik dat, en niet alleen omdat ik het groepje `Frans’ onder mijn hoede mocht nemen. De belangstelling voor filosofie lijkt nog steeds groeiende. Tal van filosofen beklimmen gretig een podium om als scherpzinnige entertainers hun publiek aan het denken te zetten, we hebben zelfs een Denker des Vaderlands. Er is een blijvende behoefte aan nieuwe vertalingen van klassieke teksten. Moderne filosofen weten zich te roeren in het publieke debat en dan wil je graag ook iets van ze lezen. Kortom, hier liggen toekomstmogelijkheden voor vertalers. Maar het is wel degelijk een sprong, van literair naar filosofisch vertalen.