zaterdag 8 februari 2014

De wereld onder de duim

Afgelopen donderdag is de vertaling  gedrukt. Wat kan een boekje van nog geen honderd pagina’s veel stof tot nadenken geven! Michel Serres lichtte recentelijk nog eens zijn ideeën toe in een interview met Frank Renout, dat deze week verscheen in Vrij Nederland. De oude man blikt onverschrokken in de toekomst. Hij verwacht veel van het internet, al ziet hij er natuurlijk ook de risico’s van: de bedreiging van de privacy, het ongegeneerde losgaan van reaguurders in anonieme scheldpartijen. (En als vertaalster voeg ik daar nog aan toe: het stelen van auteursrechtelijk beschermde teksten, wat op lange termijn treurige gevolgen kan hebben voor de literatuur en voor het boek in het algemeen.) Maar wat staat er veel positiefs tegenover: de eindeloze hoeveelheid informatie die je snel even kunt ophalen, de contacten die je kunt onderhouden met mensen uit de hele wereld, het gemak waarmee je je leven kunt organiseren... 
Serres verwacht ook veel van de vrouw. Niet voor niets heeft hij aan het Franse origineel de titel Petite Poucette meegegeven: Klein Duimpinnetje kan het nog weleens beter gaan doen dan Klein Duimpje, ze is serieuzer, vlijtiger, vasthoudender. Verder is en blijft Serres filosoof door een derde, nieuwe ontdekkingsmethode te plaatsen naast de deductie en de inductie: de methode van de serendipiteit, het onverwachts vinden van iets waar je niet naar op zoek was. Op de digitale snelweg kun je immers na elke bocht op een verrassende vondst stuiten.
         Van de discipline van deze meer dan tachtigjarige kan ik nog wel wat leren. Al mijn vragen beantwoordde hij prompt, en niet in telegramstijl maar in de vorm van complete colleges. Een soortgelijke toewijding en zorgvuldigheid had ik al mogen ervaren bij de vertaling van Musique. Ook die eigenschap van hem maakt hem tot een van mijn favoriete auteurs.
Wat me als het schrijnendst is bijgebleven, waren de opmerkingen die de auteur Klein Duimpinnetje in de mond legt als zij haar vader verwijt dat ze van de generatie boven haar op het vlak van morele principes en idealen niet veel anders heeft geleerd dan individualisme en assertiviteit. Dus wat durft die oudere generatie te zeuren over het oppervlakkige van facebook en twitter, over het gebrek aan saamhorigheid van de jongeren van nu? Die jongeren proberen juist een nieuw soort gemeenschappen te creëren. En digitale gemeenschappen zijn in ieder geval minder bloeddorstig dan de oude, waarin de lof werd gezongen van volk en vaderland. Michel Serres, die te veel oorlogen heeft meegemaakt, te veel doden heeft gezien, hoopt met de jongeren mee op een betere toekomst. Bij hem is niets te bespeuren van het cultuurpessimisme dat oudere filosofen pleegt te overvallen, en die open houding van hem ervaar ik als een weldaad. Al weten we natuurlijk allemaal dat er op de wereld nog steeds bloedige oorlogen gaande zijn. Ook die informatie wordt ons via het internet maar al te dringend voorgehouden.

maandag 3 februari 2014

Een stoere Bergson

Op dit moment ligt centraal op mijn bureau Essai sur les données immédiates de la conscience van Henri Bergson. Decennia geleden had ik me er al eens in verdiept, omdat ik de tijdsopvatting van Bergson wilde vergelijken met die van zijn neefje Marcel Proust. Nu ploeg ik er van voor naar achter doorheen, want uitgeverij Boom gaat een vertaling van dit klassieke essay uitbrengen. Psychofysica, integraal- en differentiaalrekenen: het betoog is  verre van oppervlakkig. Gelukkig wordt het allemaal elegant geformuleerd; niet voor niets werd het oeuvre van Bergson in 1927 bekroond met de Nobelprijs voor literatuur.  

Van sympathieke bezoekers, die Bergson op mijn bureau hadden gespot, kreeg ik kort geleden een mooi boek cadeau. Het verscheen in 1999, in combinatie met de expositie van dat moment in Galerie Imago. De titel is Eenentwintig filosofen van de twintigste eeuw verbeeld. Eric Claus maakte 21 portretpenningen van filosofen uit de 21ste eeuw, samen met bronzen beelden waarin hij probeerde de personen en hun denken te karakteriseren: het gezicht van Foucault voorzien van een masker, Wittgenstein met een weggeworpen ladder, Sartre worstelend met de ander, enzovoort. Tot mijn verrassing sierde de penning van `mijn eigen Bergson' – vertalen is dienstbaarheid maar ook annexatie! − de voorkant van dat boek, met een hoed op die hem kordater maakt dan hij er op de meeste foto’s uitziet. Het is een genot om te bladeren, de foto’s van de penningen en beelden te bewonderen en de teksten te lezen, waarin elk van de 21 filosofen door een specifieke deskundige kort wordt geïntroduceerd.

  1. Ook van Sartre (en Simone de Beauvoir) maakte Eric Claus een penning. De schetsen vind ik minstens zo mooi als de penning zelf. Met mijn liefde voor lijntjes en bruggetjes laat ik ze hier in aansluiting op Violette nog even zien.