maandag 20 februari 2012

Even terug bij Descartes


Het was een moeilijke man, maar nu begin ik hem toch te missen. Deel 3 van zijn verzameld werk was in november klaar en deel 4 is voor de vertaalster uit het Latijn. Daarom moet ik me voorlopig tevreden stellen met mindere goden. Pardon Sartre, u was briljant, maar Descartes was een genie, die hels moeilijke teksten schreef waar ik kennelijk toch aan gehecht ben geraakt.
Dus alles wat me naar die zeventiende-eeuwse wereld terugvoert is welkom. Toevallig ontmoette ik hier in Straelen een Zweedse vertaalster die Vom Schnee van Durs Grünbein aan het vertalen is. Haar bewondering voor het boek werkt besmettelijk. Vom Schnee is een reeks van lange gedichten over `Descartes in Deutschland’. Grünbein is een dichter, essayist en vertaler, die de blik gericht houdt op het verleden. Hij dicht in alexandrijnen, hij vertaalde Seneca en Aischylos.
Nu ben ik dus weer even terug bij Descartes, die ditmaal in gezelschap is van Jean Gillot. De gedichten bestaan vooral uit dialogen tussen die twee, gesprekken tussen de praktische, extraverte Gillot en de in zichzelf gekeerde Descartes. Ooit woonden ze samen in Leiden, op Rapenburg 21. Daar hangt naast de deur een koperen plaat om dat feit te gedenken. Grünbein doet de realiteit enig geweld aan door Gillot ook al in 1619 in het Duitse Ulm te laten optreden, maar dat is een dichterlijke vrijheid die de toon aangenaam verlevendigt.
In het eerste gedicht probeert Gillot zijn baas wakker te krijgen: `Monsieur, wacht auf. Es hat geschneit die ganze Nacht.’ In de laatste strofe van datzelfde gedicht is hij nog niet veel verder gekomen en hij blijft porren: `Nun steht schon auf. Die Sonne wartet nicht auf Euch. Erhebt Euch aus zerwühlten Laken, eh die Herrlichkeit Zerschmilzt…’ De gedichten zijn een smakelijk mengsel van abstracte overwegingen en een bijna tastbaar decor. De sneeuw staat ongetwijfeld ook voor de bijna-leegte van waaruit Descartes begint te denken. Grünbein laat in gedicht nr. 33 Elisabeth van de Palts aan het woord. Daarover later. 

maandag 6 februari 2012

Een leeg kruis


Ik kreeg het boek cadeau van Elly Schippers, die de oude vertaling van Nico Rost daadkrachtig en doeltreffend heeft herzien. Das siebte Kreuz verscheen in 1942 in Mexico. Niet in Duitsland zelf, want kritiek op het nazi-regime kwam uiteraard niet gelegen. Het is spannend en visueel geschreven, geen wonder dat het al in 1944 door Fred Zinnemann werd verfilmd als The seventh cross, met Spencer Tracy in de hoofdrol. Het is geïnspireerd op de werkelijkheid van vlak voor WO2: zeven gevangenen met communistische sympathieën ontsnappen uit een Duits concentratiekamp. Binnen een paar dagen worden er zes gepakt, teruggevoerd naar het concentratiekamp en daar elk aan een kruis gebonden. Eén ontsnapte gevangene weet zich te onttrekken aan de verbeten jacht van de gestapo, hij blijft vrij en zijn kruis blijft leeg. Het is een gruwelijk verhaal vol spionnen, verraad en marteling, maar het is ook bemoedigend, omdat mensen bereid blijken grote risico’s te nemen om een ander te beschermen. De stijl is terughoudend, soms bijna kaal, waardoor de inhoud des te harder aankomt. Innerlijke woelingen worden niet breed uitgemeten, wel vond ik bijvoorbeeld een gedempte verzuchting van vluchteling nr. 7. Hij heeft zich in een ijskoude kerk laten opsluiten om die nacht veilig te kunnen zijn. Daar voelt hij zich verschrikkelijk alleen, en wat hij dan denkt krijgt niet de vorm van een persoonlijke klacht maar wordt geformuleerd in de vorm van een wijsheid waar we misschien iets mee kunnen: `Alles wat het alleen-zijn opheft kan je troosten. Niet alleen wat anderen tegelijk met jou doorstaan, kan je troosten, maar ook wat anderen vroeger hebben doorstaan.’ Zo zou het lijden in een wereld zonder God toch nog enige zin kunnen krijgen. Seghers zelf was een overtuigd communiste en verhuisde in 1950 vrijwillig van West- naar Oost-Berlijn.